Scribbles is verhuisd!

Werk uw bookmarks bij: Scribbles heet nu Schrijversblok

www.schrijversblok.nl

vrijdag, april 27, 2007

Don't mention the war

Ik zeg altijd de verkeerde dingen. Onlangs belde ik de NS. Over een paar weken ga ik naar Parijs voor de presentatie van een grote game producent, en ik wilde weten of de aansluiting met de trein naar huis een beetje betrouwbaar is. Ik wil tenslotte niet midden in de nacht in Amsterdam stranden. De vrouw aan de lijn verzekerde me dat het allemaal wel goed zou komen. Waarop ik zei:

‘Het is dan te hopen dat Al Qaida zich die dag rustig houdt…’

Een paar seconden was het stil, en besefte ik dat ik zojuist misschien wel een terroristisch dreigement had uitgesproken. Tot mijn grote opluchting schoot ze in de lach.

Erger was het een paar weken geleden. Mijn vriendin en ik zouden op tweede Paasdag mijn moeder bezoeken. Uiteraard haalden we even bloemen. Het volgende verhaal is (helaas) waar gebeurd.

Ik loop de bloemist in. Achter de kleine toonbank staat een wat oudere man die ons vriendelijk toelacht en meteen behulpzaam is met het uitzoeken van een boeket. Dat doet hij heel vaardig, zeker gezien het overduidelijk ontbreken van zijn rechterarm. Op de een of andere manier kan hij zijn stomp nog gebruiken om mee te grijpen, en daar is hij verdraaid handig (sorry) in. In zo’n geval is de regel: niet staren, niets zegen, gewoon doen. Don’t mention the war, zoals Basil Fawlty in paniek uitroept als er Duitsers in het hotel komen.

De man kletst ondertussen gezellig met mijn vriendin, en is zo aardig om ons twee bossen voor de prijs van één te verkopen.

‘Ik heb gisteren een kleinzoon gekregen,’ vertelt hij vrolijjk.
‘Da’s leuk!’ zegt mijn vriendin.
‘Gefeliciteerd,’ zeg ik. En ik heb niet het verstand om daar te stoppen. Dat vreselijke deel van mijn brein heeft de leiding overgenomen. Zonder dat ik er controle over heb komen de volgende woorden uit mijn mond:

‘Wat leuk! Hoe maken moeder en kind het? Helemaal gezond? Tien vingers en tien teentjes en zo?’
‘Eh, ja,’ zegt de man. ‘Dat was ook het eerste waar ik toch wel naar heb gekeken.’

In eerste instantie heb ik het zelf nog niet door. Het is immers dat andere deel van mijn brein dat de woorden had uitgesproken. Maar langzaam maar zeker komt het besef (en het schaamrood) opzetten. ‘Don’t mention the war!’ roept Basil in mijn achterhoofd. ‘I mentioned it once, but I think I got away with it.’

‘Gelukkig,’ zeg ik, terwijl ik zo snel mogelijk weg wil. ‘Gezond is het belangrijkste.’
In gedachte zie ik nu Basil zijn Hitler loopje doen voor de verbijsterde Duitse gasten.

Mijn vriendin, die het of niet door heeft, of de beste pokerface allertijden trekt, rekent af en zegt gedag.

‘Dag,’ zeg ik, en zwaai. De man zwaait terug met zijn stomp. Ik probeer niet te staren. Op een haar na mis ik mijn mijn hoofd de deur die mijn vriendin net open deed. We verlaten de winkel. Basil is in mijn gedachten inmiddels weer knock-out en wordt door Manuel het hotel uit gesleept.

vrijdag, april 20, 2007

"Mooie trui"

Doodnerveus was ik toen Gamer.nl me vroeg om wat te komen vertellen over geweld en games. Want zo vaak ben ik nog niet voor de camera geinterviewd. Gelukkig werd ik een dag van te voren gevraagd, dus ik had niet zo vreselijk veel tijd om mezelf helemaal in paniek te brengen. Zoals ik allerlei 'worst case scenarios' aan mijn geestesoog voorbij zag trekken toen ik door het Nicam werd gevraagd om bij hen een lezing te houden.

Toch had ik in de trein naar Utrecht (waar het interview werd opgenomen) voldoende tijd om flink nagels te bijten. Wat als ik niet uit mijn woorden zou komen? Wat als ik van de zenuwen opeens grappig zou proberen te doen, en dat die hypotetische genante grap dan ook nog in het filmpje zou zitten? Of wat als ik om wat voor reden dan ook plots een spraakgebrek zou ontwikkelen? Dicht zou slaan? Zou hyperventileren? Mijn stem debiel zou klinken?

Het moment dat het interview online kwam klikte ik hem uiteraard meteen aan. Het viel me helemaal niks tegen. Het was op zo'n manier gemonteerd dat ik zelfs redelijk samenhangend overkwam. Halleluja! Die forum reacties van de site kon ik dus met vol vertrouwen tegemoet zien.

"Mooie trui"

Twee woorden. Niet eens een punt. Dit was de tweede reactie op het filmpje. "Mooie trui". Wat?? Hoe? Wie!? Waarom? Wat nou "Mooie trui". Waarom "Mooie trui"? Wat de f*ck is er mis met mijn trui?

Met angstige ogen bekijk ik opnieuw het filmpje. Ik luister niet eens meer naar mijn woorden. De kale plek op mijn kruin valt me niet eens meer op. Mijn blik is gefixeerd op, wat in de woorden van een Gamer forumlid, mijn "Mooie trui" is. Ik zie geen gaten, geen vlekken, niks eigenlijk wat genant is. Behalve... maar dat bedoelen ze toch niet? Het gaat toch niet om het model? Een mooie rode trutleneck, mooi oud geworden met wat grove kabelsteken? Zo'n monument van een trui, daar doe je toch niet cynisch over?

Ik vertel dit 's avonds aan mijn vriendin. Ze begint hard te lachen.

"Ze hebben gelijk," zegt ze. "Het is een lelijk kreng! Hoe haalde je het in je hoofd om die aan te trekken?"
"Niemand heeft me ooit verteld dat ie lelijk is," werp ik tegen.
"Dat is ie toch," zegt ze.
"Waarom zeg je dat dan niet voor ze me gaan filmen?"
"Ik dacht dat je dat zelf ook wel wist."

Dus daar staat het nu, op internet. Mijn 'serieuze mening over games en geweld' teruggebracht tot een vaststelling in twee woorden.

"Mooie trui"

Ik heb het ding achter in de kast gegooid. Weggooien dat doe ik niet. Dat zou te veel eer zijn voor al die anti-trui types. Maar ik heb mijn vriendin op het hart gedrukt: als ik de volgende keer gefilmd word, GEEF ME EEN EERLIJK KLEDINGSADVIES!

Ben ik in beeld?

Vandaag staat een video interview met mij online op Gamer.nl. Het interview gaat over geweld en games en over die joker van een Jack Thompson, die onmiddelijk de Virginia schietpartij met spellen in verband bracht. Journaliste Iris van Schouten van Gamer vroeg mij dit alles naar aanleiding van het nrc.next artikel van een paar maanden her, en de lezing die ik over dit onderwerp heb gegeven bij het Nicam.

Een erg leuke ervaring, trouwens, zo'n interview voor de camera. Doodnerveus was ik, maar dankzij verbluffende special effects lijk ik lang niet zo verward als in werkelijkheid.