Scribbles is verhuisd!

Werk uw bookmarks bij: Scribbles heet nu Schrijversblok

www.schrijversblok.nl

maandag, februari 27, 2006

Anger week 2006: Carnaval

Ik begrijp dronkenschap. Ik begrijp schreeuwen. Ik begrijp (tot op zekere hoogte en in uitzonderlijke gevallen) de behoefte aan hossen. Wat ik niet begrijp is de fucking noodzaak om in groepsverband op zondagochtend half vijf joelend, boerend, pissend en autospiegels slopend door mijn straat te waggelen. Wat is de big fucking idea? Ik snap dit soort kuddegedrag sowieso niet. Ooit was ik op station Amersfoort getuige van de structurele afbraak van een onschuldig NS treinstel door een groep naar bier, pis en schmink stinkende voetbaldebielen, die hun koppen uit de ramen staken en ieder rokdragend persoon verzoeken deden tot paren. Alleen mensen zijn kennelijk tot dit soort gedrag in staat. Er zijn mij geen probleemsavannes bekend, die geterroriseerd worden door een groep bad ass giraffen. Hoe vaak heb je op het journaal berichten gehoord over uit de hand gelopen Chimpansee feesten of rellen veroorzaakt door alcoholonbekwame otters? En de jaarlijkse trek van de Pinguïns ontaardt zelden in een gewelddadige slooppartij waarbij de schade aan ijsschotsen in de miljoenen loopt.
Carnaval. Ieder jaar kijk ik weer met opperste verbijstering toe hoe mannen zich in kostuums hijsen die niet kompleet blijken te zijn zonder kunsttieten. Vrouwen kleden zich meestal nog iets creatiever, maar het resultaat is uiteindelijk meestal iets met veren en te veel kleuren, waarvan je je afvraagt of het nu sletterig is of gewoon bezopen. Ook konijnenpakken en berenkostuums moeten kennelijk de boodschap overbrengen dat hier ‘feest’ is. En wat mij opvalt is dat niemand lacht. Als zombies lopen, waggelen of (afhankelijk van het uur) kruipen de feestgangers van kroeg naar kroeg, met dode, bloeddoorlopen ogen en een grimmas van ‘nu moet het dus leuk zijn!’ Wat de fuck. En schreeuwen. Vooral heel veel schreeuwen. Niet uit overtuiging of om iets aan een verre medefeester duidelijk te maken, maar omdat het deel van het brein dat de spraak aanstuurt door de hoeveelheden bier volslage onbestuurbaar is geworden, wat resulteert in ‘Ahueeeeg!!!!’ en af en toe ‘NEUKUUUUUUH!’ wanneer er iets met kunsttieten voorbij loopt.
Leuk hoor, carnaval. En het zijn deze mensen en hun ouders die de rest van het jaar roepen dat ze ‘last hebben’ van jongeren, buitenlanders, assielzoekers, daklozen, moslims en de buren. FUCK YOU.

Dit was de eerste aflevering van Anger Week 2006. Ik ben nog maar net begonnen,.

vrijdag, februari 24, 2006

Woef!

Als mijn vriendin en ik een dagje naar Amsterdam gaan, staat café Zeezicht altijd op het programma. Best. Apple-pie. Ever. Het is een vast rustpuntje tussen het onvermijdelijke winkelen en een bezoek aan het Stedelijk. Afgelopen donderdag hoorde daar nog een bezoekje aan De Nederlandse Bank bij. Mijn vriendin bleek nog ergens twee briefjes van vijftig gulden in een spaarpot te hebben, die al vijftien jaar geen daglicht hadden gezien. Dat is sowieso al een fundamenteel verschil tussen mijn vriendin en ik. De kans dat ik een dergelijk bedrag zou vergeten is ongeveer net zo groot als de kans dat ik dit jaar de oscar voor beste vrouwelijke bijrol in de wacht sleep. Ach, het zou al een eer zijn om genomineerd te worden. Maar ik dwaal af. Honderd gulden blijkt iets meer dan 45 euro te zijn. Lekker om ’s avonds wat te gaan eten, en om nu taart van te snoepen.
Terwijl we in Zeezicht zitten, en mijn vriendin naar buiten over het Multatuliplein staart, zie ik iets harigs voorbij schieten. Een klein hondje is op speurtocht. Ik praat tegen hem en heb meteen contact. Al snel is hij mijn beste vriend, vooral omdat ik hem kennelijk op precies de goede plekken weet te aaien. Af en toe schiet hij weg om aan vreemde voeten te snuffelen, maar hij houdt mij scherp in het oog, wat ik beloon met regelmatig gekroel achter zijn oren. Als de taart en de koffie op zijn sta ik op om naar het toilet te gaan. Ik hoor een woest ‘woef!’ dat verdacht veel lijkt op de strijdkreet ‘banzai!’, en voor ik weet wat er gebeurt hangt het hondje met blikkerende tanden in mijn broekspijp. Ik sta perplex en probeer hem uit te leggen dat ik toch net nog zijn vriend was. ‘Grrrr!’ is zijn antwoord, en hij trekt aan mijn broekspijp alsof het een pas gedode prooi is. Klanten kijken me aan alsof ík de dader ben, en deze behandeling kennelijk verdien. Ik wil aan de omstanders uitleggen dat ik toch echt de beste bedoelingen had, en enkel naar de WC wilde. ‘Doe es rustig,’ zegt een meisje van achter een Apple notebook tegen het hondje. Het is kennelijk zijn bazinnetje. Gehoorzaam laat hij los en springt op de bank naast haar. ‘Af en toe denkt ie dat ie een Doberman is,’ zegt ze. Ik knik begrijpend. Ik was dat zelf ook bijna gaan geloven.

dinsdag, februari 14, 2006

Ding

Het is eigenlijk te absurd voor woorden. Als we kijken naar bedrijven en overheid is een onmiskenbaar patroon te zien. De meest belangrijke posities worden bekleed door personen die zich maar met één ding van de andere helft van de bevolking onderscheid. U weet welk ding ik bedoel. Dat ding dat het verschil maakt tussen mannen en vrouwen. Een klein, onbeduidend ding dat kennelijk grote gevolgen heeft voor het vermogen om te besturen of te leiden. Het Y chromosoom. Want dat is het verschil tussen mannen en vrouwen. Een heel klein dingetje ergens in de cellen dat uiteindelijk in grote mate bepaalt of iemand in de politiek terechtkomt of niet. Tenminste dat is de conclusie die je zou kunnen trekken als je de gemeenteraden in Nederland ziet. In een ideale wereld is de volksvertegenwoordiging de afspiegeling van het volk. Een volk dat toch echt fifty fifty man en vrouw is. Volgens Iet Erdtsieck is het vooral in Kampen droevig gesteld. In haar boek ‘Ik weet nu hoe de hazen lopen’ vergelijkt ze deze stad Assen, Heerenveen en Hoogeveen. Vrouwen doen in Kampen veel minder aan politiek en zijn al helemaal niet evenredig vertegenwoordigd. Erdtsieck doorloopt in haar boek de geschiedenis van de Kamper gemeenteraad. Omdat het verhaal doorspekt is met anekdotes wordt het nergens saai. In tegendeel. De met interviews en onderzoek onderbouwde verhalen geven een levendig en regelmatig komisch (en pijnlijk) beeld van de lokale politiek in de Hanzestad. De rode draad is de deelname van vrouwen. En die deelname was (en is) zoals gezegd niet iets om trots op te zijn. Waar ligt dat nu aan? Christelijke tradities houden nog steeds de vrouw ‘klein’ Soms niet eens bewust, maar door een traditionele rolverdeling van zorg en werk, waarbij de dames uiteindelijk toch meestal achter het aanrecht belanden. Voor een deel is dat ook aan deze vrouwen ‘te wijten’. Te vaak hoor je nog dat een meisje ‘twijfelt of ze wil werken of voor de kinderen wil zorgen.’ Een keuze die voor mannen lang niet zo vanzelfsprekend is. Tradities laten zich kennelijk niet zo snel veranderen. Erdsieck stelt dat er drie dingen moeten veranderen om meer vrouwen deel te laten nemen aan de politiek. De partijen moeten op ‘vrouwenjacht’ om gekwalificeerde vrouwen te vinden. Vrouwenorganisaties moeten proberen vrouwen te bewegen om zich beschikbaar te stellen voor politiek werk. En er moet thuis iets veranderen. De zorgtaken moeten anders verdeeld worden. Volgens Erdtsieck zou een gemeenteraad met 30% vrouwen besluitvaardiger zijn met minder competitie. Nou weet deze recensent niet of dat een houdbare conclusie is. Besluitvaardiger? Met die kast vol kleren waarin niets zit om aan te trekken?

Inbreker

‘De koelkast staat open,’ zegt mijn vriendin.
Op de grond, voor de koelkast, zit Joris, mijn zwart-witte kater onschuldig naast een stuk aangevreten kaas. En langzaam maar zeker begint me iets te dagen. Eén keer is toeval. Twee keer is verdacht, maar acht keer in een week is een complot. En inderdaad, als ik een uurtje later de keuken weer binnen kom, is Joris fanatiek bezig met een inbraakpoging. Hij kijkt niet eens op als ik binnen kom en gaat schaamteloos door tot de deur open gaat. Vóór hij kan beginnen aan het laatste ons ham, grijp ik hem bij zijn nekvel en zet hem op de gang, waar hij verontwaardigd begint te mauwen. Ik moet een list verzinnen. Tot die tijd kan de krat met oud glas verdere roofovervallen voorkomen.
‘Koop een kinderslot,’ stelt mijn vriendin voor.
Maar zoiets blijkt niet te bestaan. In elk geval niet zonder de noodzaak om in de koelkast te boren. Maar dan hoor ik in mijn achterhoofd de herkenningsmuziek van McGuiver. Ik zie het voor me: een onfeilbaar systeem. Snel haal ik bij de winkel twee handdoekhaakjes. Deze plak ik aan de zijkant van de koelkast en op de deur. Ertussen span ik een elastiek. Het zit stevig. Al snel komt Joris kijken wat ik allemaal uitspook. Hij kijkt me met een scheef koppie aan en begint vervolgens weer aan de koelkastdeur te trekken. Er komt geen beweging in. Succes! Ik feliciteer mezelf met deze uitvinding en Joris moedig ik aan om het vooral te blijven proberen. Maar het lukt niet en de test is honderd procent geslaagd. De rust is weergekeerd.
‘De koelkast staat open,’ zegt mijn vriendin.
Ik ren naar de keuken. Joris zit weer aan de kaas te knagen alsof het zijn recht is.
‘Ben je vergeten het elastiek er op te doen?’ vraagt ze beschuldigend.
Ik hoor geritsel en zie Lucie, mijn lapjespoes en zus van Joris, door de gang racen met het elastiek. Het gebroken elastiek. Hm. Misschien toch een fout in het onfeilbare systeem: het elastiek zal wel te oud zijn. Uit de la haal ik een ander. Onmiddellijk laat Lucie haar ‘prooi’ liggen. Ik bevestig het nieuwe stiekje. Lucie bedenkt zich geen moment en slaat er haar klauw in. Ze trekt er fanatiek aan, alsof niets in deze wereld belangrijker is. Het rubber knapt en Lucie rent weg. Joris, die alles van een afstandje gadesloeg, stapt naar voren en trekt de koelkastdeur open. Het is duidelijk. Ik heb de zaak onderschat. In mijn ontwerp ging ik uit van een eenzame misdadiger. Maar ik heb te maken met een criminele organisatie. Zucht. Terug naar de tekentafel.

dinsdag, februari 07, 2006

Beledigd

'Meneer, ik wil even met u praten. Ik ben boos op u.'
'Waarom?'
'Uw buurman heeft een mij drie maanden geleden uitgescholden.'
'Wat erg.'
'Ja. Hij zei dat ik een "eikel" was. Ik ben heel erg beledigd.'
'Dat is heel naar. Maar waarom bent u boos op mij?'
'Nou, het is schandalig! Ik heb nachten niet geslapen! U moet hem straffen. Ik verwacht dat u hem een flinke klap geeft. Of misschien kunt u zijn banden lek steken.'
'Maar wat heb ik hier mee te maken?'
'Kom nou, meneer, u woont naast hem. In dezelfde straat. Ik heb u zelfs wel eens met hem zien praten. Straf hem! Al mijn vrienden zijn het met me eens. Ze staan hier op de hoek en als u hem niet straft dan gooien we uw ruiten in.'
'Maar ho es even… Dat mijn buurman u "eikel" noemt is niet aardig. Maar dat moet hij weten. Als u daar niet blij mee bent dan gaat u toch naar de politie?'
'U vindt mij ook een eikel, he? Zie je wel! Alle buren houden elkaar de hand boven het hoofd! Jongens! Kom maar met die stenen!'
'Maar wacht eens, waarom zei mijn buurman eigenlijk 'eikel' tegen u?'
'Mijn vriend had zijn vrouw geslagen. Ik moest daar wel om lachen.'
'Oh.'
'Gooien maar, jongens!'