Scribbles is verhuisd!

Werk uw bookmarks bij: Scribbles heet nu Schrijversblok

www.schrijversblok.nl

zaterdag, december 30, 2006

Nieuwe look

Een nieuw fris uiterlijk, en wat nieuwe dingetjes op de site. Het is allemaal nog niet helemaal zoals ik het hebben wil. De banner van mijn boekje bungelt bijvoorbeeld nog wat onhandig onderaan de pagina. In elk geval is de rechter kolom uitgebreid met links naar mijn game blog en is het archief wat overzichtelijker. Laat vooral weten wat je er van vindt, en wat beter kan!

donderdag, december 28, 2006

Kijk ook hier eens

Nog een update? Yep, een kleintje. Als fervent gamer en gamejournalist heb ik behoorlijk wat materiaal dat ik graag wil delen. Om Scribbles niet vol te laten lopen met gamespul heb ik dit blog gestart met de fantasievolle naam 'Harry's Gamewereld'. Wekelijks plaats ik hier (korte) recensies en alles wat me verder op gamegebied opvalt/bezig houdt. Neem eens een kijkje en vertel vooral wat je er van vindt!

Trui

Voor wie dat nog niet weet: we zijn verhuisd. Vandaar dat het even geduurd heeft voor er een nieuwe column verscheen. Dus nog prettige kerstdagen (ja, te laat, weet ik) en een gelukkig nieuw jaar (Jahaa, te vroeg. Niet zeuren, of ik hou er nu meteen weer mee op)

In elk geval is de rust hier in huis weergekeerd. Lekker rustige kerst gehad, niet te veel rompslomp overhoop gehaald (al heb ik wel weer broccoli soep gemaakt, deze keer voor mijn schoonouders. Het ging in één keer goed. Afgezien van het feit dat de soep te dik was. En dus geen soep. Meer broccoli puree met geitenkaas. Maar ik dwaal af) en heerlijk ontspannen.

Het was in die relaxte roes dat overmoed zich van ons meester maakte en we besloten om op derde kerstdag eens lekker naar Amsterdam te gaan om te winkelen. Daar was vast niemand opgekomen, redeneerden we. Wie gaat er nou de stad in na drie winkelvrije dagen? Het juiste antwoord, beste quizfans, is ‘iedereen.’

En uiteraard was daar ook het moment dat mijn vriendin zich hardop afvroeg of ik niet een nieuwe trui zou willen kopen. Ik vraag me dat soort dingen nooit af, laat staan hardop. Wat mij betreft is iedere trui die niet vanzelf in rafels van me afvalt prima. Eigenlijk vind ik die rafels ook best mooi. En als ik mijn jas er over doe blijft ie nog best zitten.

Voor ik het echter goed en wel doorhad waren ‘wij’ op zoek naar een nieuwe trui. Nu heb ik wel vaker geschreven dat ik niet van kleding kopen houd. Het is niet dat ik nieuwe kleren niet waardeer. Het is meer dat reddeloze gevoel dat ik krijg in de paskamer. Niet alleen is de spiegel zo groot dat ik zowel mijn zwembandje als mijn terugwijkende haarlijn tegelijk levensgroot kan aanschouwen, maar ook is er die angst om het hokje úit te komen om de kleding te tonen.

Er zijn dan drie mogelijkheden, alledrie vreselijk.

1) Ik stap buiten het gordijn en mijn vriendin is nergens te bekennen. Alleen wat verkoopsters en tienermeisjes kijken met grote ogen toe hoe ik onhandig in de spiegel kijk. En wacht. Want ik moet op háár oordeel wachten. Mijn vriendin is inmiddels lang en breed op zoek naar ‘wat anders’ en komt pas opdagen als het schaamtezweet van mijn voorhoofd druppelt en zelfs wildvreemden hun mening over die veel te kleine trui al meerdere malen hardop hebben verkondigd.
2) Mijn vriendin staat wel in de buurt, maar te ver om te zien wat ik aanheb. Zodat ik door de winkel moet om mijn aanwinst aan haar te tonen. Lulliger kun je je als man volgens mij niet voelen: overduidelijk op zoek naar je vrouw in de C&A om te vragen wat ze er van vindt.
3) Mijn vriendin staat buiten het hokje, werpt een blik op me… en zegt niets. Wel zie ik aan haar ogen hoe absurd de kleren me staan. Maar dat zegt ze pas als ik het drie keer heb gevraagd. Misschien probeert ze mijn gevoelens te sparen, maar dat lukt op die manier echt niet.

Toen ik gisteren in het pashokje zat besloot ik het anders te doen. Ik moest en zou dit systeem van vernedering en zelfverachting omverwerpen. Ik besloot om deze keer iets heel anders te doen. Ik zou niet naar buiten gaan! Er was een bankje in het pashok en ik besloot om te gaan zitten om te wachten op de dingen die komen gingen. Mijn vriendin zou zelf wel komen kijken hoe het me stond, en dan hoefde ik in elk geval niet publiekelijk gekeurd te worden. Op dat moment leek het een bijzonder goed idee. Minuten verstreken. Elk moment verwachtte ik dat mijn vriendin zou komen kijken hoe het ging. Ze kwam niet kijken. Ze was kennelijk nog steeds zoekende naar iets beters. Toch voelde ik een vreemde rust over me komen. De wereld buiten het pashokje was niet belangrijk meer. Hier was het heerlijk. Afgeschermd van de wrede boze werkelijkheid. Mijn hokje. Mijn wereld.

Tot ik buiten verschillende stemmen ongerust hoorde fluisteren. In eerste instantie vond ik dat het mij niet aanging. Het was tenslotte mijnhokje, mijn wereld. Het fluisteren hield echter aan. Ik schuifelde wat ongemakkelijk heen en weer op het bankje maar besloot dat het hier veilig was. Wat de onrust ook veroorzaakte, ik had er niets mee te maken. De C&A kon wat mij betreft gegijzeld zijn door hordes Jan Smit fans, ik zat hier prima.

Plots hield het onrustige geroezemoes op. Alsof de wereld buiten zijn adem inhield was het stil. De haren in mijn nek stonden even recht overeind. Met een ruk ging het gordijn open. Een C&A managerstype keek me met grote ogen aan. Achter hem stond het voltallige vrouwelijke verkoopteam van de herenafdeling bezorgd naar me te staren. Ik voelde mijn hoofd rood worden. Dat kleurde mooi bij de groene trui die ik nog steeds aan het ‘passen’ was. Kennelijk werd er toch verwacht dat ik iets zou zeggen.

‘Ja?’ zei ik voorzichtig.
‘Voelt u zich wel goed?’ vroeg de manager.
‘Prima,’ loog ik.

Het was op dat moment dat mijn vriendin verscheen. Ze keek van de groep met stomheid geslagen verkoopsters naar mij.

‘Waar was je nou?’ zei ze.
‘Hier,’ zei ik.

maandag, oktober 09, 2006

Kleurenhel

Ik loop achter mijn vriendin aan, de bouwmarkt in. We gaan over twee weken verhuizen, en er moet nog een boel gebeuren in het nieuwe huis. Nu zijn er dus harde keuzes te maken: welke kleuren smeren we op de muren.
In de auto waren we het nog roerend eens: wit op het plafond, en ‘gebroken wit’ op de muren, zodat het er niet als een ziekenhuis uitziet.
We lopen door de gangpaden en komen bij een aardige mevrouw in een Formido shirt die ons graag in de richting van de verf wil wijzen. Ze loopt mee en vraagt wat we zoeken. Ik zeg het haar. Mijn vriendin knikt instemmend. Voor de laatste keer die dag, maar ik loop op de zaken vooruit.
Een moment later staan we voor een schap met kleurenstaaltjes, in de serie ‘wit’. De Formidovrouw haalt er een paar uit en laat die aan me zien.
‘Prima,’ zeg ik.
‘Nou…dit is het niet helemaal…’ zegt mijn vriendin.
Ik haal mijn schouders op en krijg een nieuwe stapel papiertjes met kleurvlakken. Allemaal andere tinten wit.
‘Deze is ook goed,’ zeg ik.
‘Wat heeft u nog meer?’ vraagt mijn vriendin.
Ik kijk haar met opgetrokken wenkbrauwen aan. Meent ze dit?
‘Wat dacht u hiervan?’ zegt de vrouw.
Ik kijk naar de kleurvlakken en zie nu echt geen verschil meer. Ja, er staan andere namen bij. ‘Gezellig Wit’ ‘Champagnge Wit’ ‘Diamant Wit’ ‘Kokos Wit’ ‘Marine Wit’ ‘Vanille Wit’ ‘Slagroom Wit’ ‘Wit wit met extra wit, nu nog witter dan wit met een tintje wit’… Het lijken wel chips
Op dat moment haak ik af. Ik vind het allemaal best. Kies maar, schat. Ik vind het goed. En dan wordt opeens het verschil tussen ‘man’ en ‘vrouw’ overduidelijk.
‘Nee, jij moet het er ook mee eens zijn,’ zegt ze.
‘Kies jij nou maar gewoon…’
‘Nee help even mee zoeken,’ zegt ze.
Het is niet genoeg om ja te zeggen. Ik moet het ‘menen’. Ik moet er ‘betrokken bij zijn’. Het moet me ‘kunnen schelen’. De keuze moet met veel gevoel en overeenstemming gemaakt worden. Een simpel ‘Ja schat,’ kan mij niet meer redden.
Een uur later is de ‘keuze’ gemaakt. ‘Diamant wit’ op de muren en ‘gewoon wit’ op het plafond. We mogen er uit! We mogen gaan schilderen! Ik mag de roller op de muren zetten! Ik wil naar de kassa lopen.
‘En wat doen we voor de deuren?’ vraagt mijn vriendin.

zaterdag, september 23, 2006

[100ste Scribble] En nog op TV ook!

Dit is de honderdste post op Scribbles. En dan kan ik ook nog eens melden dat ik op TV was. Afgelopen maandag op Gammo. Voor wie het gemist heeft: Kijk hier even. Helemaal aan het eind kom ik aan het woord. Niet te veel met je ogen knipperen, want het is voorbij voor je er erg in hebt.

En dan komt deze maand ook mijn kinderboekje uit. Goeie maand.

woensdag, september 20, 2006

Wiiiiiiii!

 
En daar was ik dan weer. Terug uit Londen. Nou ja, dat ben ik al een paar dagen. Vrijdag woonde ik de Europese pers presentatie bij van de nieuwe Nintendo spelcomputer: de Wii.

De presentatie is ergens in een congrescentrum aan de rand van de stad. Grote borden met 'Wii welcome you' maken duidelijk dat we echt goed zitten. We is in dit geval 25 Nederlandse journalisten. Binnen begint het Grote Wachten. Hapje, drankje, ja lekker. Maar daar ben ik hier niet voor. Dan de zaal in. Nog meer wachten, terwijl vreselijke House muziek uit de spiekers dreunt. Maar dan komt eindelijk de een of andere blondine (die vast heel bekend is in Engeland) vertellen dat het gaat beginnen. Veel Nintendo speak: Ds is geweldig, veel vrouwen spelen Nintendogs... jajajaja. De topman van Nintendo Europa en die van Japan vertellen uiteindelijk het echte grote nieuws: 8 december komt 'ie naar Europa voor 249 euro inclusief Wii Sport. Dat spel wordt nog even spectaculair gedemonstreerd als twee prof tennissers tegen de twee Nintendo bazen een spel Dubbel spelen.

Dan gaat er een grote deur open en het gevoel bekruipt me dat ik Luilekkerland betreedt: de zaal achter het podium is gevuld met Wii consoles, vergezeld van knappe meisjes in Wii t-shirts. Ze staan klaar om ons allemaal te helpen. Met spelen.

Eerste game: Wario Ware. Mij te hectisch. Maar dan Baseball. Dat is een openbaring. Slaan voelt perfect. Als ik de bal raak vibreert de Wii remote. Heel subliem. Tennis is nog leuker. Ik speel tegen een collega van Gamer.nl. Ik win. Dan boxen. Zij wint. Ouch. De daarop volgende uren dwaal ik over de vloer, speel alles wat ik vinden kan en wordt tot twee keer toe voor TV geinterviewd. (Vrijdag op Gammo te zien, als ze me er niet uitknippen tenmiste).

Enige teleurstelling: Zelda. Ik weet het, het is vloeken in de kerk, maar Zelda: The Twilight Princes is lang niet zo intuitief als Tennis. Ik hoop dat de bediening nog wat getweakt wordt voor de release.

Wii dus. Geweldige machine, die voor het hele gezin leuk moet zijn. Door middel van de 'Mii' poppetjes bijvoorbeeld (zie foto). Via een eenvoudige interface kun je karikaturen maken van mensen, die ook als spelpersonages in games kunnen zitten. Iedere bewoner kan zijn eigen Mii hebben.

De multimedia mogelijkheden zijn minder indrukwekkend. Websurfen op tv klinkt oke, maar er moet wel extra betaald worden voor de browser. Foto's bewerken? Nee dank je. Doe ik liever op de PC. En geen films of muziek streamen, alleen home movies via een SD card.

Maar daar gaat het niet om. Wii is een heel bijzondere spelmachine. Ik kan niet wachten tot hij bij me thuis staat. Posted by Picasa

vrijdag, september 08, 2006

Naar Londen!

Wie deze site een beetje heeft gevolgd in de loop der jaren weet dat ik een een behoorlijke 'geek' ben als het gaat om spelcomputers. Ik heb daar dan ook al heel wat over geschreven voor verschillende publicaties. Nu ga ik het wat groter aanpakken. Voor Wegener Huis aan Huisbladen schrijf ik met ingang van 1 oktober een gamerubriek die in 4,2 miljoen huishoudens op de mat valt. Op zich is dat natuurlijk al een hele mooie opdracht, waar ik erg blij mee ben. De kers op de taart kwam vanmorgen toen ik door Nintendo Benelux werd uitgenodigd om volgende week naar Londen te vliegen. Inderdaad: Londen. Vliegen. Daar wordt namelijk de nieuwe spelcomputer Wii gedemonstreerd, en ik mag daar bij aanwezig zijn.

It's good to be a geek.

Uiteraard doe ik op Scribbles verslag van mijn belevenissen in woord en beeld.

dinsdag, augustus 29, 2006

Schrijversblok

“Ik weet niets van moorden!”
Hij keek doodongelukkig. Hij zat gebogen over zijn halflege doodgeslagen biertje.
“Ik heb nog nooit iemand dood gewenst. Ik haat niemand. Niemand heeft ooit een pistool op mijn hoofd gezet. Nou niet echt in elk geval. Dat is een verdomd grote handicap voor een schrijver.”
Ik knikte en dronk mijn glas leeg waarna ik een nieuwe bestelde voor ons allebei. Een vriend van mij zat in de put. Al weken was er niets zinnigs uit zijn pen gekomen. Zijn uitgever had hem een voorschot gegeven voor een tweede roman, maar het enige wat hij nog kon was staren naar een leeg scherm. Hij zat muurvast. Schrijversblok, zei hij. Vandaar dat we nu in de kroeg zaten, hard op weg naar een toestand van dronkenschap.
“Schrijf over wat je weet,” stelde ik voor.
“Schrijf over wat je weet! Fuck! Ik weet niets! En wat ik weet is dodelijk vervelend. Niemand wil dat lezen! Ik zelf al niet eens.”
“Je hebt toch wel wat meegemaakt?”
“Ja natuurlijk. Opstaan. Werken. Thuis komen. Vriendin zoenen. TV kijken. Slapen. Opstaan. Twee keer in de week neuken. Donderdag en zaterdag. Soms ook op zondag. Dat is geen boek, dat is een slaapmiddel.”
“Maar je bent journalist! Dan zie je toch veel?”
“Ha!”
“Niet?”
“Ha! Ha ha! En ik bedoel dat zo sarcastisch als maar mogelijk is.”
Ik keek hem verongelijkt aan.
“Weet je wat ik allemaal zie? Baasjes van bedrijfjes die produktjes willen verkopen. Mensjes in straatjes die over hun buurtjes klagen. Je weet dat ik laatst een primeur had met een vervalsingsschandaal?”
“Ja,” zei ik enthousiast. “Daar moest wel een verhaal in zitten.”
“Heb je enig idee hoe makkelijk dat was? Ik kreeg een tip. Ik belde wat mensen. Boem! Iedereen vertelde me wat ik weten wilde. Geen intrige. Geen auto achtervolgingen. Niet eens een steen door de ruit met een dreigbrief eraan. Dat zuigt! Alles wat je op TV ziet is bullshit. Er is geen spanning of romantiek. Breek me ook de bek niet open over de politiek. Er zijn alleen maar heel veel mensen die zichzelf graag horen praten en daardoor te vaak iets stoms zeggen. Dan roept iedereen even heel hard ‘Ooooh!’ waarop de volgende leperd zich weer verspreekt. Kom op jongens! We moeten daar ook nog even heel hard ‘Ooooh!’ roepen! Wat moet ik daar nou mee?”
“Je hebt toch altijd de liefde?”
“Ha!”
“Geen liefde?”
“Alsjeblieft.
“Hoezo niet?”
“Okee. Ik heb liefdesverdriet gehad, maar wie niet? Goed, ik heb me een keer in een kast moeten verstoppen voor een boos ex-vriendje van mijn toenmalige verovering. Maar dat gelooft toch geen hond? Het enige triootje dat ik heb meegemaakt is nauwelijks een bladzijde tekst waard.”
“Jij hebt een triootje gedaan?”
“Hell, ja. Maar wat moet ik daar nou mee? Wie wil dat lezen? Het is net als die vervalsingzaak, of die keer dat ik die striptease danseres in haar kleedkamer interviewde of die keer dat die gozer voor mijn ogen dat pistool trok. De werkelijkheid is ongelooflijk saai. Ik moet een boek schrijven, verdomme.”
“Kleedkamer?”
“Ja ze was zich aan het omkleden voor haar act. Leuk mens trouwens.”
“Leuk…mens…” zei ik. Ik overwoog om mijn vriend te spietsen aan een cocktail prikkertje.
“Dat noem jij leuk? Triotjes! Vervalsingen! Strippers! En jij hebt schrijversblok?”
“Eén trio maar, hoor. Tijdens mijn studie. Toen ik op de theaterschool zat.”
Ik dronk mijn glas leeg en stond op.
“Wat is er?”
“Eikel,” zei ik en liep de kroeg uit.

donderdag, augustus 17, 2006

De Oervoet in Computer!Totaal

Een van de grootste computertijdschriften van Nederland, Computer!Totaal, gaat aandacht besteden aan De Oervoet. Tot mijn onuitspreekbare verbijstering werd ik vanmiddag door een journalist gebeld die mijn boekje op Lulu.com zag staan, en nu een verhaal over mijn ervaringen met Lulu (en dus uiteraard over mijn boekje) wil schrijven. Het interview vindt volgende week plaats. Wanneer het verschijnt weet ik nog niet, maar houd Scribbles in de gaten. En het tijdschriftenschap, uiteraard.

donderdag, augustus 10, 2006

Time out

Zo ben je op vakantie en zo begint het 'normale' leven weer. De vaste wekelijkse column moet nog een paar dagen op zich laten wachten, aangezien de drukte even andere eisen aan me stelt. Om maar te zwijgen van mijn nieuwe roman, waar ik vandaag vol optimisme aan begonnen ben.

Nog even geduld dus, voor de 'echte' update van deze week.

Als je niet kunt wachten kun je altijd nog mijn boekje bestellen via deze link. Er zijn misschien betere manieren om de tijd te doden, maar deze is voor mij persoonlijk het lucratiefst.

maandag, juli 31, 2006

Explosief

De plaats: ergens op de autobahn in Duitsland.
De tijd: zestig seconden voor de volgende afslag.

Mijn vriendin zit naast me en heeft de routebeschrijving op schoot. Ik stuur mijn nieuwe auto (die we de Gaaf Ruig hebben genoemd, vanwege de eerste vier letters van de nummerplaat) met de voor mij duizelingwekkende vaart van 150 kilometer per uur over de weg. We naderen de eerste borden voor een cruciale afslag.
‘Welke afslag moet ik hebben,’ vraag ik.
‘Dat had ik net toch al gezegd,’ zegt mijn vriendin.
‘Dat weet ik, maar ik moet het nog eens horen,’ zeg ik met ijzeren zelfbeheersing. De borden komen dichterbij en zijn leesbaar. Vijf of zes vreemde plaatsnamen, met een wirwar van pijlen. Duitse afslagen zijn vaak tweevoudig: je slaat eerst af en moet dan na tien meter nog een keuze maken.
‘Hier staat,’ zegt mijn vriendin op het tempo van een kleuter die voor het eerst ‘boom roos vis vuur’ leest, ‘na drie kilometer…’
‘Ik wil alleen weten welke afslag, schat.’ Dat schat voeg ik er aan toe omdat de situatie kritiek wordt. Nog maar een paar honderd meter voor de keuze echt gemaakt moet worden.
‘Dat wil ik zeggen,’ zegt mijn vriendin. ‘Na drie kilometer afslaan bij knooppunt…’
‘Schat,’ zeg ik, nu met nog meer zelfbeheersing dan ik dacht dat ik bezat, ‘WELKE… AFSLAG…’
‘Doe niet zo chagrijnig,’ zegt ze bokkig. Ik slik. Het voelt alsof ik in onderhandeling ben met een groep terroristen die een hele schoolklas met explosieven hebben vastgebonden: één verkeerd woord en ze drukken op de knop.
‘Schat, ik moet het NU WETEN… WELKE AFSLAG?’
‘Na drie kilometer…’
‘De NAAM VAN DE AFSLAG!’ roep ik, over het geraas van de motor en de ventilator. ‘In hemelsnaam: WELKE AFSLAG?’
‘Als je me de eerste keer niet kon horen dan had je de radio maar uit moeten doen. Ik heb je al gezegd welke en doe niet zo raar.’
Naast mij is de afslag begonnen. De onderbroken streep schiet langs me heen. Diverse borden met vijf namen en nog meer pijlen flitsen langs me heen. Er resten nog enkele seconden.
‘De NAAM van de AFSLAG. NU!!!! Alsjeblieft…’ roep ik. Smeek ik. De virtuele terroristen bewegen nu hun duim tot vlak boven de detonatie knop. Ik houd mijn adem in. Seconden tikken weg. Ik ben in blinde paniek alvast rechts voorgesorteerd. Het punt van geen terugkeer is nog maar een fractie van een moment van ons verwijderd.
‘Dortmund,’ zegt ze tenslotte.
Ik geef richting aan en stuur nog net, via de vluchtstrook, de goede baan op. Voor mijn geestesoog juichen de kinderen, wiens explosieven nu onklaar lijken te zijn gemaakt.
Maar dan begint het zwijgen.
‘Wat is er,’ vraag ik poeslief, als ik het niet meer uit kan houden.
‘Je hoeft toch niet zo raar te doen?’ zegt ze bokkig.
Ik probeer mijn vriendin uit te leggen hoe kritiek de situatie was. Hoe dicht we bij de afslag waren. Hoe weinig het gescheeld had of we hadden tientallen kilometers om gereden.
‘Nou, dat wist ik ook niet,’ zegt ze. Ze lijkt nog niet overtuigd van mijn gelijk. Ondertussen zie ik weer verkeersborden.
‘Welke afslag moeten we nu hebben?’ vraag ik zo vriendelijk mogelijk.
‘Hier staat,’ zegt ze met een diepe zucht, ‘na twee kilometer…’
‘Schat, alleen de naam van de afslag…’
‘Begin je nou weer?’ zegt ze. De schoolklas in mijn fantasie begint massaal te huilen. De terroristen zijn terug. Met bommen. En één routebeschrijving.

zondag, juli 23, 2006

Vakantie!

Het is een Astra! Het is een Astra!

...

Okee, ik ben weer kalm. Maar laat het duidelijk zijn dat mijn nieuwe auto een Opel Astra is. Een rooie. Bordeaux rood. En hij rijdt nog steeds. En ik hoop dat ie dat ook nog even blijft doen, aangezien ik de komende week naar Duitsland vertrek. Een betere stresstest kan ik me niet voorstellen voor een pas aangeschaft tweede handsje.

Maar genoeg over auto's. Deze post is vooral een mededeling, en wel op twee fronten:

1) Ik ben de komende week Bier und Schnitzels aan het nuttigen
2) In augustus komt mijn eerste kinderboekje uit.

Over 1) zal ik na terugkomst waarschijnlijk nog wel een aantal genante anecdotes kunnen vertellen.

Over 2) moet ik nog even mijn mond houden, op verzoek van mijn uitgever. Maar kom over een weekje hier nog eens kijken en dan zal ik 'alles onthullen'!

vrijdag, juli 14, 2006

Peking eend

Een van de dingen die je als schrijver hoort te doen, is het bijhouden van een ‘ideeënboekje. Gewoon een klein opschrijfboekje om toevallige invallen op te schrijven, voor je ze weer vergeet. Dat werkt voor mij tot op zekere hoogte. Het probleem is dat ik regelmatig mijn ideeënboekje vergeet mee te nemen. Dit is redelijk kenmerkend voor mij. Ik maak ook regelmatig uitgebreide boodschappenlijstjes die ik vervolgens gewoon op tafel laat liggen. Een ander probleem met mijn ideeënboekje ontstond zojuist, toen ik er doorheen bladerde voor inspiratie voor een nieuwe column. En dan lees ik de volgende aantekening:

‘Hoe herken je een Peking eend. (9 jonge eendjes)’

Dit staat er echt. Ik weet ook dat ik het heb opgeschreven. Ik weet zelfs nog wanneer ik het heb opgeschreven. Maar waar gaat dit over? Waarom heb ik de moeite genomen om dit op te schrijven? Was dit het begin van een raadsel met verschillende komisch bedoelde antwoorden? (Hoe herken je een Peking Eend? Hij zwemt van rechts naar links! Nee, da’s ook niet grappig…) Wat voor substantie zat er in mijn systeem toen ik dit noteerde en dacht: ‘Goh, da’s nou een goede inval.’ En dan die ‘9 jonge eendjes’! Wat nou? Waarom jonge eendjes? Waarom negen? Waarom, oh Goden van inspiratie Waarom!?
Het ergste is dat ik wakker was toen ik het opschreef, en er dus geen verzachtende omstandigheid in het spel is. Het is niet alsof ik net uit een droom was ontwaakt en slaapdronken iets neerkrabbelde.
Ik heb wel eens geprobeerd om een dromen dagboek bij te houden. Er lag een tijd lang een pen en opschrijfboekje binnen handbereik op mijn nachtkastje. En een paar keer heb ik ook daadwerkelijk midden in de nacht iets opgeschreven. En dat waren vast inspirerende, briljante invallen. Als ik ze had kunnen lezen. Want wat midden in de nacht nog had geleken daadkrachtig neergepend schoonschrift, bleek de volgende ochtend niet meer dan een paar angstaanjagende krabbels op doorweekt papier. Dat laatste vanwege het glas water dat ik er in een ruwe slaapbeweging overheen had gekiept.
Dat heb ik dus opgegeven. Maar het ideeënboekje zit nog steeds in mijn tas. Met daarin dus de onbegrijpelijke en voor altijd onbeantwoorde vraag: ‘Hoe herken je een Peking eend. (9 jonge eendjes).’
Wie het weet mag het zeggen. Alsjeblieft. Zeg het me!

zondag, juli 09, 2006

Koop! Koop! Koop!

Tja, daar is ie dan. Mijn eerste bundel met columns. De banner hierboven is echt: er op klikken brengt je naar mijn webwinkel, waar daadwerkelijk De Oervoet is te bestellen. En tot mijn grote verbijstering is de eerste bestelling ook al binnen. (Bedankt; je weet wie je bent).

De Oervoet is een bundel van de beste Scribbles van de afgelopen drie jaar. De beste volgens wie? Nou eigenlijk gewoon volgens mezelf. Bovendien staan er een aantal columns in die nog niet eerder op deze site stonden.

Nu zul je je misschien afvragen: wat moet ik met een boekje met columns van Harry Hol? Een hele goede vraag, en ik ben blij dat je die stelt. Laat ik hem beantwoorden met een wedervraag: heb je €15,- te besteden aan De Oervoet (inclusief verzendkosten)? Heb je de beschikking over een creditcard of PayPal? Wat zou je dan moeten zonder een boekje met columns van Harry Hol? Eerlijk, soms weet ik niet wat mensen bezielt. Over vreemde vragen gesproken.

Het bovenstaande in overweging nemend denk ik dat er voor jou eigenlijk maar één actie mogelijk is: bestel De Oervoet. Of liever: bestel er twee. Er is vast wel iemand die binnenkort jarig is (en met binnenkort bedoel ik: minimaal over drie weken, want dat is de levertijd), en uit persoonlijke ervaring kan ik bevestigen dat De Oervoet hét geschenk is voor 2006. Koop er dus meteen maar een paar, want je wil niet dat je vrienden jaloers worden. Het zou je zo maar wat vrienden kunnen kosten. Om maar te zwijgen van je relatie. Grote rampen zullen je zeven jaar volgen als je De Oervoet niet koopt. Stuur dit bericht naar tien mensen en verbreek de ketting niet! En trouwens, ik ben een Nigeriaanse bankier die binnenkort $10.000.000 op je rekening wil parkeren en…

Wacht, ik draaf een beetje door.

Laat in elk geval de boodschap duidelijk zijn.

Overigens kan ik met gepaste trots aankondigen dat mijn eerste kinderboekje in augustus verschijnt bij uitgeverij Find It Media. Maar daarover binnenkort meer…

Wrak

Het duurde even voor ik het verwerkt had: het overlijden van mijn zesde auto in acht jaar. Ik wilde het niet geloven. De Escort waar ik zo trots op was begaf het in de hitte voor het stoplicht en kwam spectaculair aan zijn einde met veel rook en stoom. Een einde dat recht deed aan de traditie van ‘Auto’s in het bezit van Harry Hol’. Ik deed nog een poging om de garage die mij de wagen verkocht had via veel boos staren tot een goedkope reparatie te dwingen, maar uiteindelijk bleek ook dat fysiek onmogelijk vanwege een door en door rot onderstel. Maar ze zouden het goed met me maken met een nieuwe goedkope auto. Ergens zat dit aanbod me niet lekker. Het liefst wilde ik niets meer met deze oplichterbende te maken hebben. Maar, zo redeneerde ik, als ze uit wroeging mij een goedkoop karretje zouden leveren kon ik tenminste weer even vooruit. Bovendien zouden ze een leenauto voor me regelen. Ik zat er dus kennelijk aan vast. Mijn vriendin wist het goed onder woorden te brengen: ‘Het is alsof je bij de ECI zit: als je eenmaal lid bent komt je er niet meer van af.’ Persoonlijk moest ik eerder aan de mafia denken: ‘every time I think I’m out, they pull me back in…’
Afijn, er zou op woensdag een leen auto voor me geregeld worden zodat ik in elk geval mijn freelance klussen kon uitvoeren, en nog naar mijn moeder kon rijden in Heerhugowaard voor een bezoekje. Dinsdagmiddag kon ik de leenauto ophalen.

Om half zes sta ik de garage, waar twee monteurs opvallend proberen geen oogcontact met me te maken, terwijl ze rond een Volkswagen Golf ronddraaien waar allerlei vloeistoffen uit lopen. De grote baas is ook zeer zwijgzaam, maar verzekert me dat het ‘nog een paar minuutjes duurt.’ Zo’n opmerking is in mijn wereld vergelijkbaar met het brullen van sirenes en het wild rondflitsen van zwaailichten. Geen goed teken.
Na nog enkele malen te horen dat het echt ‘nog maar een paar minuten duurt’ heb ik er na een uur wachten genoeg van.
‘Weet je, breng die auto zo maar bij me langs als ie klaar is.’
‘Oh, nou je zegt het maar. Wil je dat we hem langsbrengen?’
‘Ja breng hem maar langs.’
‘Dus je wilt er niet op wachten?’
‘Nee.’
‘Had dat dan gezegd. Dan brengen we hem wel even.’
‘Doe maar,’ zeg ik, terwijl ik een hele reeks vloeken binnen weet te houden.
‘Oh. Okee.’
‘Okee.’

Ik fiets naar huis, maak veel te laat eten en krijg om acht uur telefoon. Het is de garage.
‘Harry, de auto doet het niet.’
Ik zwijg.
‘Hallo?’ zegt de garage eigenaar aan de andere kant van de lijn.
‘Ik dacht dat ik hoorde dat je zei dat de auto het niet deed.’
‘Klopt.’
‘De leenauto,’ zeg ik emotieloos.
‘Ja.’
‘Doet het niet.’
‘Nee.’
Dit was nieuw. Het was voor het eerst in mijn autorijdend bestaan dat een auto het begaf voordat ik er in gereden had.
‘En nu?’
Het bleef even stil.
‘Tja… Er is nog wel een optie…’

En zo kwam het dat ik woensdagochtend om half negen bij de garage wegreed in wat er overgebleven was van een heel kleine rode Toyota. Hij was nog kleiner dan hij was bedoeld, vanwege de enorme deuk aan de bestuurderskant. De motor maakte een geluid alsof er nog nooit olie in had gezeten. De uitlaat lekte. Het raam kon niet dicht. De topsnelheid was nét 100 en hij bleek dan 1:1 te rijden. Bovendien reed de auto met blauwe platen en de eigenaar vroeg me zenuwachtig of ik, als ik aangehouden werd, wilde liegen en zeggen dat ik overwoog deze auto te kopen, en dat dit een proefrit was.

Ik werd niet aangehouden (wat een wonder is, gezien het geproduceerde lawaai). Da’s maar goed ook. Ik denk niet dat ik de woorden ‘ik overweeg deze auto te kopen’ over mijn lippen had gekregen.

donderdag, juni 29, 2006

50 ways to lose your figure

De Albert Heijn hier heeft minstens vijftig soorten zoutjes. Lays Paprika. Lays Paprika ribbel. Lays Bolognese originale. Croky Bolognese. Lays Cream and Chives. Ketchup. Tais. Chilly. Chicken en Thyme. Barbecued ham. Naturel. Huismerk paprika. Huismerk Paprika ribbel. Huismerk Ondefinieerbaar. Pringles Mexican. Hot. Very Hot. Mild. En Pringles Original zonder wat voor smaak dan ook. Wokkels. Wokkels naturel. Wokkels paprika. Wokkels sigeunersmaak. Wokkels sweet chilly en thyme met een vleugje Pringles Orignal Smakeloos. Nibb-its. Animal Crackers. Slurfjes, brokkeltjes, Spongebobjes en Harry Potter-o’s. Cheese-it. Cheese balls. Cheese sticks. Borrelnootjes. Teigernootjes. Mega Teigernootjes. Poesta nootjes en dry roasted nootjes met 0,5% minder vet. Pretzels. Paprika knabbels en Potatoe Puffs. Cheese puffs, oregano puffs en oregano cheese tomatoe Bite-its Original met vleugje Pringles Original Mexico chilly chicken en thyme. Lays Staxx. Met twee xx-en want dan is het hip. Oregano Stax. Paprika Staxx. Staxx staxx en uiteraard Light staxx. Hipsters. Hopsters. Boterballen en balletjes boter. Light. Extra Light. Snackerjacks ultra light met dubbele propellor aandrijving. Vliegbrevet niet nodig. Light chips. Light wokkels en light Light met light smaak en extra light light. Nu met meer light. Gebakken in olie. Gebakken in Omega 3 vetzuren met pringles original tasteless zero percent fat vet. Chips in olijfolie en chips in hete lucht geroosterd, waarna ze zijn gedompeld in een bak met extreem extra vierge olijfolie uit de min eerste persing. Party mix. Party mix? Droogvoer is een betere benaming. Zoute stokjes. Popcorn. Zoet of zout of magnetron. Dus met minimaal vijf procent magnetron anders mag er geen magnetron op staan van de keuringsdienst van waarde. Knoflok hapjes. Knoflook broodjes. Knoflook knoflookjes nu zonder die knoflookgeur. Japanse mix. Yamato mix. Wasabi mix en extra dry, extra hot, extra light, vetloze huismerk Ergens Uit Het Oosten Mix. Nu met net zo veel calorieen als gewone chips maar dan minder lekker. Wonkels, wipp-its en wannabe chips. Crispy, crunchy, krakend en krakelingvormig. In vershoudfolie of in uitdroog bakje. Dippas. Dipsters en dompelaars. Met dipsaus, want dip is dope.

Terwijl bij de groenteafdeling mijn keuze keer op keer wordt teruggebracht tot boontjes of bloemkool.

Geen wonder dat we veranderen in een land van vetzakken.

woensdag, juni 28, 2006

Bloemkool

Ik sta in rij van de kassa en ik ben niet happy. Dat heeft niet zo veel te maken met het verlies van Oranje in het WK. Of zelfs niet met het ontploffen van de motor van mijn auto. Voor me staat een man een enorme berg boodschappen op de lopende band te laden terwijl ik probeer om het in mijn hoofd allemaal op een rijtje te krijgen om de wanhoop te verdrijven. Een moment eerder stond ik nog bij de afdeling groente en was ik in de verleiding om een ‘kleine bloemkool voor twee’ aan te schaffen. ‘Handig,’ dacht ik nog bij mezelf. ‘Een kleine bloemkool. Voor twee personen.’ Dat geeft me dan toch een warm gevoel van binnen, als de grootste supermarktketen van Nederland rekening houdt met de samenstelling van mijn huishouden. Een grote bloemkool is voor twee personen altijd te groot. Niet alleen blijft er na de maaltijd een zielig hoopje bloemkoolkruimels-met-kaassaus in de pan achter, maar er is ook nog dat kwart rauwe bloemkool dat niet in de pan past. Het is te klein om nog eens van te eten, en te groot om meteen weg te gooien. Dat blijft dan een paar dagen bruin worden en vliegjes aantrekken op mijn aanrecht voor het dan toch maar stinkend en wel in de vuilnisbak verdwijnt. Maar er gloorde licht. In mijn handen had ik het antwoord: ‘Kleine Bloemkool Voor Twee’. Ik betrapte mezelf er op dat ik glimlachte. Voor de zekerheid legde ik de bloemkool nog even op de weegschaal, om er zeker van te zijn dat het genoeg was. Iets meer dan vier ons. Netjes verpakt in nutteloos plastic en met weinig loof. Perfect! En dat maar voor €1,79. Ik ging vandaag geld besparen. Gezien de reparatiekosten van vijfhonderd euro voor mijn auto helpen dan alle beetjes. €1,79. Dat scheelde dan maar liefst dertig cent vergeleken met de Grote Bloemkool. Die kostte immers €1,49. Het duurde een paar seconden voor mijn brein het een en ander had verwerkt. Het was alsof mijn hersens probeerden om een krat bier in zon’ dun gratis grijzig plastic zakje te stoppen. Het imaginaire plastic scheurde en ik nam de ‘Grote Bloemkool’ in mijn rechter hand. De kleine lag in de palm van mijn linker hand. Klein. Groot. €1,79. €1,49. Ik woog de grote bloemkool, half in de verwachting dat het ding voor het grootste deel gevuld zou zijn met luchtpockets, maar hij woog ruim één kilo. Met niet zo veel loof. Het is moeilijk om mijn teleurstelling op de juiste manier onder woorden te brengen. Ik kon niet anders dan me neerleggen met wéér een kwart stinkende bloemkool op mijn aanrecht. Ik smeet de kleine bloemkool terug en stapte chagrijnig naar de kassa.
Dit speelt door mijn gedachten als de man voor mij klaar is met het uitstallen van zijn spullen op de lopende band. Hij staart een moment voor zich uit, om zich plots iets te herinneren. Hij pakt het plastic balkje en legt het achter zijn laatste product. Berouwvol kijkt hij me aan.
‘Sorry,’ zegt hij.
Sorry, denk ik. Sorry, waarvoor? Voor dat balkje? Voor de enorme lading boodschappen? Voor surrealistische bloemkoolprijzen? Voor het feit dat hij nu tot twee keer toe de verkeerde pincode intoetst zodat ik nog langer moet wachten voor ik €1,49 mag betalen voor veel te veel groente? De man is klaar en ik leg mijn eigen spullen op de band.
Mijn boodschappen schuiven voorbij en worden in stilte aangeslagen. Dan herinner ik me iets. Ik leg alsnog het balkje achter mijn boodschappen, waar inmiddels een gapend gat achter is ontstaan.
‘Sorry,’ zeg ik tegen de vrouw achter me. 'Voor alles.'

vrijdag, juni 16, 2006

Boem!

Sinds 1998 heb ik mijn rijbewijs. Dat betekent dat ik nu dus zo’n acht jaar achter het stuur zit. In die tijd heb ik gereden in achtereenvolgens een Fiat Uno, een Opel Cadet, een Seat Ibizza, weer een Cadet, een Fiat Tipo en een Ford Escort. Dat zijn dus zes auto’s in acht jaar. De zesde overleed maandag in de hitte. Kokende motor, motor in de soep. Dat betekent dat ik dus het beetje extra geld dat ik de afgelopen maanden bij elkaar gespaard heb mag steken in een nieuw vervoermiddel. Dat wordt dan de zevende auto. Zeven auto’s in acht jaar. Allemachtig. Het komt er dus op neer dat ik langer doe met een paar schoenen dan met een auto.

De auto's op een rijtje en hun lot:

1998: Fiat Uno. Drie dagen in gereden. Toen dacht de een of andere malloot dat haaietanden niet voor hem golden. Boem. Total Loss. 2000 gulden
1998: Open Cadet. Langer mee gereden, tot 2001. Overleed door leg in koelwaterleiding. Oververhitting en gescheurde koppakking. 2000 gulden
2001: Seat Ibizza. Drie dagen in gereden. Kostte 100 gulden en bleek zelfs dat niet waard. Wrak van de weg.
2001: Weer een Opel Cadet. 750 gulden. Reed prima, tot de apk een maand later: verrot onderstel.
2001: Fiat Tipo. 2000 gulden. Reed goed maar raakte wel gebutst en gedeukt. Deuk in deur, voorbumper er af geweest (maar weer hersteld) en kwam tot ieders verbijstering voor onder de 100 euro door de APK. Tot iemand hem in 2005 na een joyride tot ontploffing bracht. Wel spectaculair einde.
2005: Ford Escort. 900 Euro. Mooie auto om te zien, reed prima. Heeft de eerste APK niet gehaald. Dood door oververhitting in 2006. Iets wat ik voor de verkoper ook in gedachten heb.

zondag, mei 21, 2006

Wat er mis is met Nederland

Het nu volgende is niet humoristisch bedoeld, maar mijn reactie op de discussie rond Ayaan Hirsi Ali, en vooral de reactie van 'het volk' hierop.

Niet zo heel veel jaar geleden zat Nederland gevangen in de greep van de politieke correctheid. Een regering bestaande uit twee natuurlijke tegenstanders (VVD en PvdA) kon alleen samen regeren door een aantal grote sociaal economische problemen niet te benoemen en daarmee te negeren. Het toeval wilde dat Nederland als handelsnatie meesurfde op een economische hausse die Nederland rijker maakte dan ooit, en het kabinet het idee gaf dat ze het allemaal geweldig deden. Wat kon er mis gaan?

Maar er was van alles mis. Grote groepen mensen van buitenlandse afkomst hadden het niet goed. Jarenlang waren ze verwaarloosd en met een 'zachte hand' aangepakt. 'Beschermd' zouden sommigen toen zeggen. Geen werk, geen motivatie om de Nederlandse taal te beheersen, daardoor slecht opgeleid, en daardoor veroordeeld tot goedkope woningen in de grote steden. Hele wijken waar geen Nederlands meer werd gesproken. Een hele generatie allochtonen die door het rooster van het systeem viel en een nieuwe generatie kansarme jongeren voortbracht.

Op dat moment stond Pim Fortuyn op. Een uitermate charismatische man die ook nog eens verder keek dan zijn neus lang was. Een belezen man, met passie voor de Nederlandse samenleving en een missie om Nederland te redden van de puinhopen van acht jaar Paars. Hij durfde wel te zeggen dat er dingen niet goed zaten. Dat het voor niemand goed was als grote groepen mensen in een isolement kwamen door gebrekkige taalkennis en het wonen in ghetto's. Hij durfde te benoemen dat het voor niemand goed was als hele steden veranderden in een soort buitenlandse enclaves. En hij zei het niet alleen, hij had er ook plannen voor. Niet alleen voor de econmie, de allochtonen, maar ook voor de asielzoekers die al jaren op een status wachten in een Kafka-esque systeem. Er moest zelfs een generaal pardon komen.

De gevestigde politiek orde wist zich geen raad met zo veel directheid. En wat voor hen nog erger was: hele volksstammen Nederlanders waren God dankbaar dat er eindelijk iemand was die het had over hun buurt, over hun leven en over hun problemen. De politiek, die al zo lang binnen de muren van het Binnenhof had gezeten, en aan de cijfers zagen dat het 'goed' ging met Nederand, was in hun eigen uit oppertunisme geboren politieke correctheid gaan geloven. Dus in plaats van naar buiten te kijken en de Paarse bril af te zetten, besloten campagne managers dat het lag aan hun ambtelijk geformuleerde boodschap. Het moest dus maar met Jip en Janneke taal duidelijk gemaakt worden dat Paars toch echt gelijk had. Dat er niets aan de hand was. En oh ja, dat Pim een racist was.

De rest van de bevolking stond met de oren te klapperen. Waar hadden die Paarsen het over? Pim groeide uit tot een nationale held, die *wel* zag waar de schoen wrong.

Tot hij werd vermoord.

Het land was in shock. Collectief groeide de woede. De onvrede nam toe. Nederlanders hadden geleerd dat ze mochten zeggen waar de schoen wrong. Of waar ze dachten waar de schoen wrong. Of waarvan ze vermoedden waar de schoen wrong. En wrong die schoen niet vanwege buitenlanders? Al Qaida? Aanslagen! Terreur! Alle Moslims zijn eng! Tegelijk begon de politiek, bekomen van de schrik, om het hardst ook maar problemen te benoemen. 'Net als Pim'. Steeds harder. Harder optreden. Keihard tegen alles wat vreemd was. Grenzen dicht. Sancties. Regels. Wetten. Muren. Alles om de nog steeds schreeuwende bevolking stil te krijgen.

Want grote groepen mensen hadden geleerd dat ze mochten schreeuwen. En de politiek had geleerd dat ze maar beter moesten luisteren om niet weer overrompeld te worden door de werkelijkheid.

Daarmee namen vooral de rechtse partijen hun kans waar. Inspelend op angst, het 'sterke mannen gevoel' en verschuilend achter Nederlandse Normen en Waarden probeerden ze al die ongerichte boosheid voor zich te winnen.

En daarmee zijn we aangekomen waar we nu zijn: grote groepen mensen hebben geleerd dat ze alles mogen zeggen wat ze denken, of dat nu klopt of niet. Waardoor veel wat wordt geroepen voortkomt uit de onderbuik en niet uit het hart of het verstand. En de politiek, opertunistisch en laf tegelijjk, probeert die onderbuiken tevreden te houden.

Daarmee heeft Nederland zowel zijn verstand als zijn hart verloren.

maandag, mei 15, 2006

Forum

Geen column deze keer maar een mededeling. Vandaag heb ik het Scribs Forum geopend. Dus wie graag een nog volslage leeg ezeboard wil bezichtigen kan nu zijn hart ophalen en op de link klikken.

Einde mededeling.

Loop maar door. Er is hier niets te zien. Doorlopen alstublieft...

vrijdag, mei 05, 2006

Pleidooi

Edelachtbare, dames en heren van de jury, ik sta hier voor u om mijzelf te verdedigen. Ik weet het, de verdachte die zichzelf verdedigt heeft een dwaas als cliënt. Ik hoop dan ook dat u dit meeweegt in uw eindoordeel en mij tijdelijk ontoerekeningsvatbaar, en dus onschuldig, verklaart.
Ik begin mijn pleidooi op koninginnedag, waarop mijn cliënt (ikzelf dus) zich ’s ochtends naar de vrijmarkt vervoegde. Mijn cliënt moest daar foto’s maken voor de krant waar hij werkzaam is. Het feit dat het de hele ochtend regende, en dat hij ook nog de hele dag van evenement naar evenement moest haasten om nog meer foto’s te maken van wegens regen afgelaste gebeurtenissen, droeg bij aan zijn geestestoestand. Verder stel ik, dat de hoofdschuldige in deze zaak niet een persoon is, maar een ADSL-modem/router die mijn cliënt voor somma vijftien euro aanschafte van een betrouwbaar uitziende particulier. Nu heeft mijn cliënt geen beste staat van dienst als het gaat om het beoordelen van koopjes. Als bewijsstukken treft u aan: de kruidvat home cinema set die altijd haperde, de breedbeeld tv die wit als groen weergeeft, de mobiele telefoon die dan wel ’s avonds gratis is maar overdag het meest gebruikt wordt en de nieuwe PC wiens harddisk het net voor het maken van een veiligheidsback-up begaf.
Hieraan voegen wij nu toe bewijsstuk E, de eerder genoemde modem/router voor vijftien euro.
Mijn cliënt besloot dit apparaat op dezelfde koninginnedag te installeren. Uiteraard bleek het apparaat niet naar behoren te functioneren. En na het volgen van de stappen op de supportsite van de fabrikant overleed het modem ter plaatse. Zie het autopsierapport in uw map.
Het is in deze toestand dat mijn cliënt, hongerig en vermoeid, besloot om zijn troost te zoeken in het enige lichtpuntje dat hij die dag nog had: een bakje magnetron spareribs van de Albert Heijn. Mijn cliënt had vastgesteld dat zijn vriendin, de vegetariër E van der S, het pand had verlaten en voelde zich dus gevrijwaard van kritische en afkeurende blikken over het nuttigen van eerder genoemde spareribs.
Het was in deze toestand van vermoeidheid en frustratie dat mijn cliënt de eerste hap wilde nemen van zijn maaltijd. Groot was daarom zijn schrik toen zijn voordeur onverwacht open ging en E van der S onverwacht binnen kwam met als doel het deponeren van een (1) half brood in de vriezer van mijn cliënt
Paniek maakte zich van hem meester. En dames en heren van de jury, u zult inzien dat er geen andere optie was voor mijn cliënt om te handelen zoals hij deed. Gezien zijn toestand van routergerelateerde spanningen was er slechts een handeling mogelijk.
Het is daarom dat mijn cliënt de spareribs verstopte. Het is daarom dat hij ze op de vensterbank zette, het gordijn snel sloot, en vervolgens schaapachtig grijnzend in de huiskamer werd aangetroffen door E van der S.
Het is ook daarom dat mijn cliënt eerder genoemde vegetariër op onhoffelijke wijze het pand wilde doen verlaten en elk commentaar (zoals ‘Wat ruikt het hier gek’ en ‘Waarom doe je zo raar’) met enige irritatie beantwoordde.
Het is ook daarom dat ik u vraag mijn cliënt vrij te spreken, aangezien het u nu duidelijk moet zijn dat, hoewel doorgaans een goed burger en vriendelijk persoon, mijn cliënt ten tijde van het voorval niet zichzelf was. Ik vraag, neen EIS dan ook vrijspraak.
The defence rests.

vrijdag, april 28, 2006

Smeerlappen

Terwijl ik stond te twijfelen tussen kattenbakkorrels ‘extra fijn’ en ‘gaat zes keer langer mee’ hoorde ik het volgende gesprek, afkomstig van de andere kant van het schap.
‘Weet je het zeker?’, zei een man met een onmiskenbare Kamper tongval.
‘Mijn neef weet het zeker. Hij zegt dat ie ze heb zien lopen. Hand in hand,’ zei een andere man.
‘Getver. Twee kerels. En die…’
‘Hand in hand, ja.’
‘In mijn straat! [vloek]’
‘Ja. Ze komen in het huis naast jullie te wonen…’
‘En dan komen ze [hardere vloek] zeker bij mijn op de koffie? [nog een vloek].’
‘Getver. Twee kerels… Getver…Goddeloos is het.’
‘Inderdaad. [hele erge vloek] Goddeloos.’
De twee deden niet hun best om hun stemgeluid te dempen. Inmiddels stonden meer mensen met een half oor naar de mannen te luisteren. Een vrouw stond met open mond terwijl haar hand nog boven een blik kattenvoer zweefde, bevroren in de beweging.
‘Nou ze moeten hun poten thuishouden. Smeerlappen zijn het.’
‘Poten, inderdaad.’
De twee lachten hard en grof.
‘Als ze met hun poten aan me gaan zitten dan sla ik ze helemaal verrot. Ze moeten echt niet aan me zitten!’
‘Nee, getver. Als ze aan mij gaan zitten dan sla ik ze op hun bek.’
‘Ja. Op hun bek.’
‘Want dat doen ze, he… Ze gaan aan je zitten. Ze pakken je zomaar.’
‘Dat zei mijn neef ook, ja. Getver.’
Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en liep om het schap heen. De ene man had een buik ter grote van de binnenband van een tractor. Ik stelde me voor dat als je hem om zou duwen, dat hij dan meteen weer overeind zou stuiteren als een tuimelaar. De andere was vergeleken met de eerste slank, maar alleen bij vergelijking. Het haar dat hij nog overhad was grijs en vettig en ging tot op zijn schouders. Zijn kruin was glanzend kaal en schitterde in het tl licht. Beiden droegen versleten vieze jeans en naast hen stond een winkelwagentje vol met huismerk bier. Inderdaad. Onweerstaanbaar.

woensdag, april 26, 2006

Winnaar!

Een paar weken geleden wees mijn vriendin me op een wedstrijd in het damesblad ‘Esta’. Ze vroegen om ‘grappige waargebeurde anekdotes op het gebied van relaties’. Het was dan ook niet moeilijk om een column uit te zoeken die ik naar het blad zou sturen. Schoenenhel ging (in enigszins ingekorte versie) linea recta naar de redactie. Gisteren ontving de uitslag. Mijn column was een van de winnaars en ik krijg een gesigneerd boek van Peter van Straaten thuisgestuurd.

Enige teleurstelling: de column wordt niet geplaatst wegens ruimtegebrek. Het is me niet duidelijk of andere inzendingen wel worden geplaatst, maar het blijft jammer. De ultieme prijs was geweest als de persoon waar deze column over ging het blad open zou slaan en Schoenenhel in al zijn afschuwelijke waarheid zou lezen in een landelijk damestijdschrift.

Misschien moet ik proberen om Schoenenhel verfilmd te krijgen. De wraak is aan mij! Mwahahaha! [Manisch gelach]

Het is maar goed dat ik niet bitter ben.

woensdag, april 05, 2006

Vergadering

De vereniging van vogelhouders heeft een bijeenkomst. Het is een bijzonder speciale bijeenkomst, want er wordt een erelid gehuldigd. Daar mag de krant niet aan ontbreken, vooral niet omdat de burgemeester persoonlijk de erepenning komt opspelden. Dat verklaart waarom ik op maandagavond in een klein zaaltje in een buitenwijk zit, in plaats van dat ik thuis op de bank kijk naar een nieuwe aflevering van CSI. Ik kijk om me heen en zie de vogelaars in hun deftigste pakken, waarvan sommigen zo slecht zitten dat ze naar alle waarschijnlijkheid sinds de bruiloft van de eigenaar geen daglicht meer hebben aanschouwd. Alle vogelaars hebben een zeer ernstige uitdrukking op hun rimpelig gezicht, want De Vergadering is zojuist begonnen. De burgemeester zit een paar stoelen van mij verwijderd, in vol ornaat met de ambtsketen om.
‘Bij deze open ik de vergadering van Vereniging de Vogelvriend, en zoals gebruikelijk beginnen we met het doornemen van de notulen van vorige week,’ zegt een man met een hamer. Hij praat langzaam en dragend, alsof hier Grote Besluiten genomen gaan worden. Er valt een haast heilige stilte. Dan staat een klein mannetje op.
‘Voorzitter, ik wilde bij deze een motie ter tafel brengen!’
De andere leden kijken geschokt. De voorzitter neemt de brutale spreker in zich op alsof deze zojuist een stille maar oh zo stinkende wind heeft gelaten.
‘Dit is buiten de orde, lid van Stechelen, zoals u maar al te goed weet.’
‘Een motie kan ten alle tijden ter tafel worden gebracht, voorzitter,’ zegt een ander, bijna identiek uitziend klein mannetje met een al even rimpelig gezicht en bijpassend slecht zittend pak. Er is rumoer in het zaaltje. De leden fluisteren met elkaar, als het publiek bij een rechtszaak in een gemiddeld Hollywood rechtbankdrama. De burgemeester blijft stoïcijns, al vermoed ik dat hij, net als ik, tot de conclusie komt dat dit nog een lange avond gaat worden.
‘Leden, mag ik u er op wijzen dat er een bepaalde orde is,’ zegt de voorzitter. ‘Kijkt u het reglement der club er maar op na. Als er verder geen…’
Maar de voorzitter kan zijn zin niet afmaken.
‘Je doet alleen zo dwars omdat die parkieten van jou zo slecht scoorden tijdens de tentoonstelling,’ roept de eerste kleine spreker.
‘En dat komt allemaal door dat rotvoer dat je mij hebt verkocht!’ barst de voorzitter nu uit, met een rood hoofd.
‘Er was niks mis met dat voer!’ roept de beschuldigde. ‘Die pietjes van jou raken alleen van slag omdat ze iedere dag met die rotkop van je worden geconfronteerd!’
‘Moet dit in de notulen?’ zegt een verwoed schrijvend mannetje dat tot dan toe driftig probeerde de gesprekken bij te houden en van inspanning het puntje van zijn tong uit had gestoken.
‘Nou en of!’ roept de rebel, wiens knalrode glanzende hoofd vloekt met zijn gekreukte roze das. ‘Rotkop! Dat schrijf je R, O, T, K,…’ Voor hij zijn taalles kan afmaken is de voorzitter over de tafel heen gedoken en heeft hij zijn tegenstander bij de strot gegrepen. Zijn buurman wordt door het strijdgewoel omver gegooid. Een kop koffie stroomt over weer een andere onschuldige omstander die begint te krijsen.
‘Mijn trouwpak! Mijn trouwpak!’ Dus toch, stel ik vast.
De burgemeester is opgestaan en kijkt met opengesperde ogen naar de vechtpartij. Ook ik kom overeind en stel mijn camera scherp.
‘Heren!’ zegt een man die tot dan toe onopvallend in een hoek zat. Hij komt met moeite overeind. Zijn rug is gebogen. Zijn haar wit als sneeuw. Zijn gezicht is bedekt met levervlekken en zijn handen trillen.
‘Heren!’ zegt hij nog eens. Iedereen valt stil. De twee vechtersbazen bevriezen. De voorzitter heeft nog steeds de kleine rebel in de houdgreep, maar beiden kijken ze nu vol schaamte naar de stokoude man.
‘Is dit nu de ware Vogelvriend gedachte?’ zegt de oude man. Er klinkt weemoed in zijn stem. Met helderblauwe ogen kijkt hij het zaaltje rond.
‘Wij, die uit liefde voor onze gevederde vrienden elke week tezamen komen? Is dit ons waardig?’
De oude vogelaar spreekt met de overtuigingskracht van een staatsman. De voorzitter laat zijn tegenstander los. Beiden komen overeind en slaan het stof van hun pakken. Ze nemen elk hun plaats weer in. De voorzitter zegt een moment niets. Nog steeds is het doodstil. Dan schraapt hij zijn keel. Hij kijkt op het papier dat voor hem ligt.
‘Tot zover de notulen, denk ik,’ zegt hij met onvaste stem.
‘Laten we overgaan tot de huldiging van ons oudste lid, Henk Krebbe.’ De stokoude man komt naar voren. De burgemeester, die nog steeds als aan de grond genageld staat, lijkt een besluit te nemen, komt in beweging en vist een penning uit zijn binnenzak. Terwijl deze wordt opgespeld buigt een ander lid zich naar me toe en fluistert me smekend in mijn oor.
‘U gaat er toch wel een mooi stukje over schrijven, voor de krant, toch?’
Ik knik.

woensdag, maart 29, 2006

Wachtrij

Ik wil een nummertje trekken, maar de automaat blijkt leeg. Dat moet dan ook meteen de verklaring zijn voor de nette rij die zich heeft gevormd voor het loket van het postkantoor. Ik sluit braaf aan, en wijs het meisje dat na mij binnenkomt beleefd op het mechanische probleem.
‘Leeg,’ zeg ik terwijl ik op de automaat wijs. Het meisje kijkt me verstoord aan en gaat door met zoeken naar een nummertje, tot ze niet meer om de conclusie heen kan dat de rol écht op is. Kennelijk kom ik in postkantoren niet zo geloofwaardig over.
De rij wordt steeds langer, tot één van de twee lokettisten het in de gaten heeft. Hij kijkt speurend om zich heen.
‘Hij is leeg!’ roep ik vanachter uit de rij naar de man, terwijl ik opnieuw naar de automaat wijs. Deze meneer gelooft me wel in één keer en stuurt zijn collega naar achteren voor Missie: Nieuwe Nummertjesrol (binnenkort in de bioscoop met Tom Cruise in de hoofdrol). Al snel komt hij terug en deelt nummertjes uit aan de mensen in de rij. Ik krijg ‘6’ en vraag of hij geen lager nummer voor me heeft. Maar ik moet het er mee doen. Met mijn kersverse ‘6’ in mijn hand stap ik uit de rij. De andere wachtenden kijken me geschrokken aan. Ze blijven in het gelid staan alsof de sergeant elk moment terug kan komen om iedereen die niet netjes is blijven staan de opdracht te geven tot honderd push ups.
‘Het kan echt hoor,’ zeg ik tegen de twaalf overige wachtenden.
Ze kijken me met grote angstige ogen aan alsof ik zojuist mijn broek heb laten zakken.
‘We hebben toch een nummertje,’ probeer ik uit te leggen. Niemand verroert een vin. Wel beginnen twee oudere dames driftige tegen elkaar te fluisteren terwijl ze af en toe afkeurende blikken op mij werpen. Ik schijn een vreselijke regel te hebben doorbroken. Terwijl ik het toch zo goed bedoel.
‘Op het bord staat toch het nummer van wie er aan de beurt is?’ zeg ik terwijl het zweet me uitbreekt. Ik voel nu een onbedwingbare dwang om deze mensen te bekeren van hun misplaatst geloof in ‘De Rij’ die zij nu koste wat het kost in stand proberen te houden. Ook mensen die nieuw binnen zijn gekomen en een vers gevulde rol nummers aantreffen, sluiten zonder uitzondering achter in de rij aan.
‘Mensen, er zijn weer nummertjes,’ zeg ik met wat naar ik hoop een vriendelijk en overtuigend gezicht is. ‘U kunt weer vrij rondlopen.’
Het meisje dat mijn eerdere opmerking (‘Leeg!’) al niet had geloofd, kijkt me afkeurend en hoofdschuddend aan.
‘Kijk maar!’ zeg ik, en ik ga demonstratief bij de wenskaarten staan, en pak er wat vrolijke verjaardagskaarten uit, die ik omhoog houd.
‘Ik denk dat u beter kunt gaan,’ zegt een man die achter me is gaan staan. Hij draagt een TPG uniform.
‘Maar er zijn toch weer nummertjes?’ zeg ik verbouwereerd.
‘Ik hoop niet dat ik de politie hoef te bellen,’ zegt de TPG-er.
‘Ja maar…’ wil ik nog tegenwerpen. Maar de rij begint als één man te applaudisseren. De TPG-er pakt me bij mijn elleboog en trekt me naar de uitgang.
‘Er zijn weer nummertjes!’ roep ik. ‘Wachtenden aller landen, verspreidt u!’
Waarna ik zonder pardon door de schuifdeur naar buiten wordt geduwd.
‘Nummer zes?’ hoor ik de andere lokettist nog roepen voor de deur dichtschuift.

Cornflakes

Cornflakes hebben een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij. Net zoals müsli, trouwens. En ‘weetabix’. Niet dat ik het veel eet. Het is niet eens dat ik het echt heel erg lekker vind. Na vier dagen ontbijten met ‘Special K’ ben ik het meestal zat, en blijft de doos als een soort trofee op een keukenkastje staan. Wat is dan de reden dat ik eens in de zoveel tijd op miraculeuze wijze weer bij ‘dat’ schap sta, dubbend welke soort ik deze keer ga meenemen? Ik zal het maar bekennen. Het is niet iets waar ik trots op ben, maar vooruit, omdat u het bent zal ik er maar recht voor uit komen. Het blijft wel tussen ons, he? Afgesproken. Het zijn de foto’s. De foto’s op de verpakking. Ik weet niet of u er wel eens op gelet hebt, maar de afbeeldingen op ontbijtgranenverpakkingen (is dat een goed scrabbelwoord?) staan altijd vol met frisse, vrolijke mensen. De luchten zijn blauw, het gras is van een fris groen dat je alleen op die ene perfecte lentedag ziet, en de keukens zijn altijd schoon en opgeruimd. Vrouwen hebben strakke (maar niet ordinaire) sportkleding aan, en joggen met vriendinnen door het bos. Mannen hebben van dat charmante grijze haar bij de slapen en spelen met de hond of hele mooie frisse kinderen. Op het moment dat ik in de lokale supermarkt sta en die frisse, vrolijke en sportieve verpakkingen zie wordt ik van binnen een beetje vrolijker. Het is heel erg, ik geef het toe, maar er is een deel van mijn brein dat bijzonder gevoelig is voor deze reclameboodschap. Op dat moment besluit ik dat ik morgen éérlijk om zeven uur opsta om vijf kilometer te rennen. Dat ik nu écht meer groente en fruit ga eten. Dat mijn keuken er óók zo uit kan zien, als ik maar voldoende lagen viezigheid van het aanrecht wegkrab. Als ik maar een pak Special K (Met extra vezels. Het geheim van een gezond lichaam is altijd ‘meer vezels’. Wat is een vezel? Wat deden oervolken om aan vezels te komen? Maar ik dwaal af. Haakje sluiten.) in huis haal wordt mijn leven ook één groot zonnig sportief, frisbee gooiend, honden uitlatend, kinderspelend feest. Niet dat ik normaal gesproken van honden hou, overigens. Maar op dat moment, als ik de Special K al in mijn handen heb, wil ook ik zo’n frisse, vrolijke, gezellige Golden Retriever om op zondag mee in het park te dartelen.
Na een paar dagen is, zoals gezegd, het cornflakesverpakkinggevoel (drie keer de woordwaarde) weer verdwenen. De wekker kan om zeven uur zo veel lawaai maken als ‘ie wil, ik druk hem in mijn halfslaap toch gewoon weer uit. Wat de keuken betreft: dingen opzij schuiven is toch ook een soort opruimen. Zijn chips niet van aardappelen gemaakt, en dus een soort groente? Terwijl het buiten stormt, regent en hagelt kijk ik uit het raam en denk ‘Wat ben ik blij dat ik geen hond heb.'

maandag, maart 27, 2006

Het Stel

Het stel is op visite en krijgt koffie met een koek
Mijn vrouw en ik waarderen het bijzondere bezoek
Maar als het dan wat later is willen wij naar bed
Helaas is onze huiskamer nog door ’t bezoek bezet

Heel voorzichtig kijk ik in de richting van de klok
Ik refereer naar pluimvee, ‘met de kippen vroeg op stok’
Het stel heeft het niet door, ze zitten heerlijk onderuit
Zij graaft diep in haar tas en haalt er kinderfoto’s uit

Mijn vrouw en ik bekijken al dat kroost nu even vlug
We geeuwen nu heel uitgebreid, het stel negeert dit stug
Het stel heeft ons, nu blijk, al zeker vijf uur in de tang
Dan sta ik op en haal heel bot hun jassen uit de gang

Ze kijken op nog om en hij pakt nu weer een sigaar
En zij heeft nog meer foto’s, dat vreselijke paar
Ik zeg dat wij vermoeid zijn en naar boven willen gaan
Het lijkt dat ze het snappen, maar in de gang blijven ze staan

Zij vertelt opeens over de ziekte van haar moer
Wat word ik moe van al dat oeverloos geouwehoer
Die vent vertelt nu trots over zijn nieuwe patsersbak
Ik glimlach nog beleefd terwijl ik een scherp mes op pak

Ze lullen gewoon door, trekken hun jassen maar niet aan
Het ziet er nu naar uit dat ze pas overmorgen gaan
Mijn vrouw begint te duwen in de richting van de deur
Het stel zet zich nu schrap en gaat weer door met hun gezeur

De voordeur is nu open en ze staan op het trotoir
En ik maak met mijn vinger een heel erg obsceen gebaar
Mijn vrouw wil af gaan sluiten en groet gemaakt beleefd
Dan blijkt dat een van hen de voet er stevig tussen heeft

Meer foto’s gooit ze door de kier, en mikken doet ze goed
Foto’s van het kraambed, wat is er vreselijk veel bloed
Hij vertelt op luide toon hoe duur die Saab wel is
Ik werp met drie, vier messen maar helaas gooi ik ze mis

Ik ga nu naar de keuken waar 'k een pan met olie kook
‘Hij’ vraagt door de voordeur of 'ie bitterballen rook'
‘Zij’ duwt de deur weer open met een vriendelijke lach
Mijn vrouw begint te kreunen, van ‘wee’ en ook van ‘ach’

Mijn vrouw gooit nu met messen terwijl ik de olie giet
Ik haal mijn revolver waarmee ik met scherp schiet
Het stel bukt en maakt buitelingen en geen schot treft doel
Ze praten rustig verder, nimmer houden ze hun smoel

Als wij het dan opgeven breekt de dageraad weer aan
Zij staat op en zegt ‘we moeten eigenlijk eens gaan’
Hij bedankt voor alles en zo voort en ook zo meer
En groet ons met de woorden ‘tot de volgende keer maar weer.’

vrijdag, maart 17, 2006

Creatief

Ik weet nooit zo goed wat ik aanmoet met bodybuilders. Niet dat ik er in het dagelijks leven zo veel tegenkom, maar als ik er één op TV zie kan mijn brein ze niet zo goed verwerken. Wat is het nou precies, een man of een vrouw? Is het wel een mens? En zijn die spieren echt, of is er iemand creatief met Playdough bezig geweest? Playdough en heel veel olijfolie voor die originele Bodybuilder-glans. Ik zie er de schoonheid niet van, maar dat zal persoonlijke smaak zijn. Ook begrijp ik niet dat er mensen zijn die een groot deel van hun leven dag in dag uit bezig zijn om dat ‘perfecte’ bubbelige Playdough-met-olijfolie figuur te krijgen. Sommigen gaan er zelfs voor naar de chirurg. Zo las ik vandaag in de krant over een bodybuilder (een voormalige Mister Mexico) die door een illegale arts was ‘geholpen’. In plaats van nepspieren plaatste de nepchirurg nepborsten, cup C, in de borstkas. Wat mij dan nog het meest verbaast is dat deze nepchirurg is veroordeeld tot zeven en een half jaar cel. Verbijsterend, dat hij het tot zijn proces overleefd heeft. Ik laat het persoonlijk wel uit mijn hoofd om een bodybuilder te beledigen, aangezien ik aan mijn gezicht gehecht ben. Maar welk lef heeft iemand om een man, die zijn hele leven aan zijn spierkracht en mannelijkheid heeft gewerkt, te voorzien van borsten? Die man moet ballen hebben. De ‘chirurg’ dan wel te verstaan. Zou de ‘dokter’ er bij zijn geweest toen de patiënt uit de narcose bijkwam? Zou hij de spiegel vast hebben gehouden? Misschien was hij levensmoe en was dit de meest creatieve zelfmoordpoging ooit. Menselijk gedrag zal me altijd blijven verbazen. Zo ook het andere, waargebeurde, bericht in dezelfde krant. Italiaanse politie agenten zagen een auto over de weg slingeren en hielden deze aan. Het bleek dat de man en de vrouw achter het stuur sex probeerden te hebben. De man was 59. De vrouw 70. De eerste associatie die bij me opkomt is de reclame van Bertolli, waarin hoogbejaarde Italianen tot heroïsche acties in staat zijn dankzij olijfolie (zonder Playdough deze keer. Hoop ik.) In elk geval ging de politie er van uit dat het stel niet getrouwd was, want (ik verzin dit niet) ‘getrouwde mensen doen zoiets niet’. Ik weet het niet. Ik kan me voorstellen dat als je als 59 jarige man getrouwd bent met een vrouw van 70, je er alles aan wilt doen om de relatie weer spannend te krijgen. Dan word je creatief. Dan zijn de mogelijkheden in de slaapkamer op een gegeven moment uitgeput. Vooral als de olijfolie op is.

donderdag, maart 16, 2006

Doxi-wattes?

De vreemdste dringen blijven in mijn brein hangen. En dan heb ik het niet eens over de nutteloze trivia weetjes zoals ‘Voor hoeveel geld verkocht Bart Simpson zijn ziel aan Milhouse?’ (Antwoord: $5,-) of ‘Hoe heet de robot van Buck Rogers’ (Antwoord: Twiki). Het zijn de echt buitenissige stukjes informatie die op de meest vreemde momenten boven komen drijven in mijn bewustzijn. Zo weet ik bijvoorbeeld dat je voor het oude videospel ‘Firebird’, dat enkel in Japan verscheen voor de oude MSX2 computer, met het wachtwoord ‘enddemogamitaina’ het eindfilmpje te zien krijgt. Ik weet niet waarom ik dit nog weet. Evolutionair gezien kan ik me niet voorstellen dat het bewaren van deze kennis me helpt overleven. En soms is het ook mijn eigen schuld. Een paar jaar geleden moest ik naar de dokter vanwege een gemene bijholte ontsteking. Ik kreeg medicijnen. Thuis had ik behoorlijk weinig om handen, en het eindfilmpje van Firebird had ik al een paar keer bekeken. Ik las de bijsluiter van het medicijn en zag dat het hoofdzakelijk bestond uit één werkzame stof. Ik besloot de naam uit mijn hoofd te leren. Het was doxiciclinenatriummetasulfaatcomplex. Het leek me namelijk geweldig om de volgende keer dat ik bij de dokter was voor dezelfde kwaal, zelf deze medische term te gebruiken alsof ik een half brood bestelde. Houd goed in het hoofd dat ik koorts had toen ik dit bedacht. Maar goed, ik heb enige uren besteed aan het oefenen en uiteindelijk rolde het zonder problemen van mijn tong. Doxiciclinenatriummetasulfaatcomplex. De maanden gingen voorbij, en op een gegeven moment was het weer raak. Verkouden, koorts en een bijholteontsteking. In de wachtkamer zat ik nog te oefenen. Doxiciclinenatriummetasulfaatcomplex. Doxiciclinenatriummetasulfaatcomplex. Andere wachtenden probeerden zo ver mogelijk uit mijn buurt te blijven. Ik mocht naar binnen (tot grote opluchting van de rest van de wachtkamer) en kwam in het kantoor van de dokter.
‘Wat scheelt er aan?’ vroeg hij.
‘Ik heb weer bijholteontsteking. Ik denk dat ik doxiciclinenatriummetasulfaatcomplex nodig heb.’
Zonde blikken of blozen antwoordde de dokter:
‘Dat heb je de vorige keer al gehad. Je krijgt nu wat anders.’
Teleurgesteld ging ik naar de apotheek voor het nieuwe recept, waarvan ik de bijsluiter onmiddellijk in de prullebak gooide.

En nu zit het vast in mijn hoofd. Doxiciclinenatriummetasulfaatcomplex. Ik vind dat nog steeds een van de mooiste woorden van de Nederlandse taal. Ik heb er al menig spelletje scrabble mee gewonnen.

woensdag, maart 15, 2006

Barbecue

Een column uit 2004, deze keer, die ik nog niet eerder op deze site had geplaatst.

Volgens het ANP werden zaterdag 85 mensen ziek tijdens een barbecue feestje. Vijfendertig van hen werden in het ziekenhuis opgenomen. Heel treurig allemaal. En ik vermoed dat er hier meer aan de hand is dan ‘gewoon’ maar een kwestie van voedselvergiftiging.

In de Metro van 30 juni stond, boven een gigantische advertentie voor ‘afslank broeken’, een klein berichtje over een drama in het Haarlemmermeerse bos. Een barbecue feestje van een Filippijnse geloofsgemeenschap eindigde voor veel aanwezigen in het ziekenhuis:

“85 van hen raakten ziek. Ze vielen flauw en moesten braken. Ongeveer 35 slachtoffers zijn naar het ziekenhuis gebracht.”

Nu is het bekend dat een barbecue in onbekwame handen een gevaarlijk wapen kan zijn. Dit nog afgezien van het feit dat veel mensen denken “hoe meer vlammen, hoe beter”, waardoor het vlees van buiten heerlijk zwart, en van binnen lekker rauw is. Ook salades, die lang in de zon staan en uiteindelijk door hongerige gasten worden gegeten omdat het maar niet wil opschieten met hun worstjes en diepvries-burgers, willen nog wel eens een slachtoffer maken.

Verder zijn barbecues op braderieën en soortgelijke volksfeesten nu niet direct een toonbeeld van hygiëne. Amerikaanse inlichtingendiensten vermoeden dat Irakese wetenschappers tijdens een werkbezoek in Nederland op Koninginnedag inspiratie opdeden voor hun biologische wapenprogramma. Dit bleek uiteindelijk een leugen. Amerika heeft geen inlichtingendiensten. Maar dat is weer een heel ander onderwerp.

Om terug te komen op de slachtoffers van de Hoofddorpse barbecue-ramp: toen ik het bericht las begon ik te vermoeden dat er geen sprake kon zijn van een ongeluk. Het zou kunnen, (en onthou, ik speculeer hier op basis van de zeer betrouwbare gegevens in een vijftig woorden tellend berichtje boven een advertentie voor afslankbroeken) dat de aanwezige mensen een collectieve zelfmoordpoging deden. Wat is namelijk volgens de Metro de oorzaak van de voedselvergiftiging:

“Waarschijnlijk was de bami op de barbecue bedorven.”

Als een fervent barbecue-er, die diverse hamburgers (en soms zelfs een halve kip) met eigen ogen door het rooster van de barbecue heeft zien vallen stel ik dat er dus sprake moet zijn geweest van opzet. Hoe veel moeite moeten de aanwezige koks (oftewel, degenen met het belachelijke schort met tekeningen van naakte lichamen en gewapend met een lange vork) hebben gedaan om bami te barbecue-en? Dat doe je niet voor je lol. Iedereen die probeert om dunne deegsliertjes boven een houtskoolvuurtje te bereiden heeft iets sinisters in de zin. En de enige mogelijke conclusie die ik kan trekken is dat we te maken moeten hebben gehad met een waanzinnige sekte die door middel van dit zelf-offer verwachtte mee te mogen met die Grote Barbecue In De Hemel, die zou leiden naar een paradijs waar het vlees altijd gaar en de sauzen altijd vers zijn.

Nu moet het geen al te fanatieke poging zijn geweest. De meeste van de 85 slachtoffers zijn inmiddels gelukkig weer thuis. En ik hoop dat de rest ook snel weer op de been is. Behalve de koks natuurlijk. Die zouden voor straf de kliekjes moeten opeten.

maandag, maart 13, 2006

Lammetjes

Ik moet een foto maken van lammetjes. Lammetjes en schapen. Oh, en een meisje. Hebben we dat? Lammetjes, meisje, schapen. De kinderboerderij moet wegens bezuinigingen namelijk sponsors zoeken en dat is Heel Erg. Mijn krant besteedt daar uiteraard graag aandacht aan, en ik ben uitverkoren om de foto te maken. Een emotionele foto van, ik herhaal, lammetjes, schapen en een meisje. Het meisje gaat tussen de schapen staan en houdt een lammetje vast. Tot zover gaat het perfect. Ik stel scherp en wacht tot er wat schapen in een schattige pose naar het meisje kijken. Klik. Klaar. Geweldig. Een schitterende foto van de neus van een lammetje dat mijn Canon powerShot G6, 7.1 megapixel camera aanziet voor iets eetbaars. Nieuwe poging. Ik stel scherp. Het lammetje, dat het meisje in haar armen heeft, heeft genoeg van de aandacht en wil wèèèèèg. Ik stel snel scherp. Er zit een ander lammetje op precies de goede plek. Ik druk af. Jammer van dat schaap dat er net met zijn kont voor gaat staan, anders was het een schitterende foto. ‘Duw hem maar gewoon opzij,’ zegt de beheerder die de zaak gade slaat. Ik duw tegen het schaap, dat een zuinig stapje opzij zet, waarna ze over mijn rechter schoen begint te poepen. Andere schapen komen nu op me af en ik ben omsingeld. Links en rechts duw ik schapen weg, terwijl ik probeer om het meisje weer in beeld te krijgen. Het eerste lammetje is gevlucht. Een ander lammetje moet zijn plaats innemen. Geiten snuffelen aan mijn camera. Ik sta op voor ze aan de lens kunnen likken. Jammer dat de stal nogal laag gebouwd is. Wel stevig gebouwd overigens. Het meisje staat inmiddels klaar met een nieuw lammetje. Ik bedreig een te dicht naderend schaap met een recept voor schapenbout. Het antwoord bestaat uit meer poep. Ze heeft schijt aan me. Andere lammetjes staan nu schattig om het meisje heen. Ze kijken allemaal in de lens. De schapen staan op afstand. Ik stel scherp en druk euforisch af. Het is gelukt! Het is gelukt! Weer een foto van een schapenneus! Dat %^#$ schaap zet net voor ik afdruk een stap naar voren zodat het hele beeld is gevuld met een verbaasd kijkend beest dat zich af lijkt te vragen wat al die woorden betekenen die ik nu binnensmonds (er zijn kinderen bij) voor me uit prevel. Inmiddels is de geheugenkaart bijna vol. Het kan me niet meer schelen. Wat nou, artistieke foto. Als het maar herkenbaar is. Ik stap naar achter, kijk nauwelijks door de zoeker en druk af. ‘Oh sorry,’ zegt de beheerder die op dat moment net voor de lens gaat staan.

zondag, maart 12, 2006

Voicemail

De volgende boodschap is bedoeld voor iedereen die wel eens niet thuis is maar vindt dat hij of zij geen Bericht mag Missen en daarom heeft besloten tot het inschakelen van dat hightech hulpmiddel: de Voicemail. PIEP

Geachte meneer, mevrouw,

Uw antwoordapparaat is GEEN auditie voor een rol in een Nederlandse comedy serie. Bovendien is uw boodschap eigenlijk helemaal niet grappig. Misschien dat uw vrienden zeggen van wel, maar wat ze werkelijk denken is: “Oh nee, niet WEER die opsomming van huisdieren die de telefoon niet op kunnen nemen. Had ik maar Andere Vrienden die niet zo’n Stomme Boodschap op hun voicemail hebben”.

En de gene onder u die zelf toegeven niets Leuks te kunnen bedenken: koester dit. Hou die gedachte vast! Laat het goed tot u doordringen: ‘Ik ben niet grappig! Antwoordapparaat moet zakelijk! Ik ben Niet Grappig!’

Ga niet, ik herhaal NIET over tot het inzetten van opnames van derden zoals verkrijgbaar via veel te dure 0906 lijnen. Zo van “haha nou denkt iedereen dat Andre van Duin mijn antwoordapparaat heeft ingesproken” of “Wat zullen ze opkijken als ze de stem van die imitatie van Jan Peter Balkenende op mijn voicemail horen!” Niemand kijkt hier van op. De enige gedachte die bij de beller op komt bestaat uit twee componenten: 1) Irritatie en 2) moordlust.

Waar helemaal niemand op zit te wachten is het volgende scenario:

STEM: “Hallo met Henk...”
BELLER: “Hee hoi! Met mij! Ik wilde vragen...”
STEM: “Ha ha ik ben er toch niet dit is mijn antwoordapparaat! PIEP”

Er is geen rechtbank die na het hier op volgende bloedbad nog op het idee komt om het woord ‘schuldig’ in de mond te nemen.

In de categorie “verzachtende omstandigheden voor doodslag” is ook het Muziekje heel populair. Om te beginnen even dit: de geluidskwaliteit van een muziekopname die gemaakt is door de hoorn naast de speaker te houden is niet van CD kwaliteit. De luisteraar heeft mazzel als hij of zij het gebrom op de achtergrond uberhaupt kan identificeren als muziek. En de term ‘mazzel’ dient ruim te worden genomen. Wat gaat er door uw hoofd als u de extended play version van Bohemian Rhapsody integraal op uw voicemail zet? Waar haalt u in Freddy Mercury’s naam het idee vandaan dat de mensen die u bellen zo verstoken zijn van enig contact met de westerse maatschappij dat ze met tranen van geluk op hun wangen keer op keer uw trouwe antwoordapparaat zullen afluisteren?

Ter vergelijking: Hoe voelde u zich de laatste keer dat u een grote instelling moest bellen, in de wacht werd gezet en een kwartier lang naar de muziek van Mission: Impossible moest luisteren voor de telefoniste u duidelijk maakte dat u een verkeerd doorkiesnummer had gedraaid? Wat u doet is iemand in de wacht zetten voor een LEEG HUIS.

Als laatste punt: IEDEREEN WEET HOE EEN ANTWOORDAPPARAAT WERKT. Het is beslist niet meer nodig om in een vijf minuten durend essay met een voorleesstem uit te leggen dat “Dit het antwoordapparaat is van de familie Jansen” en dat “de familie Jansen niet aan de telefoon kan komen”. En waar helemaal niemand meer van op zal kijken is dat we “na de toon een bericht achter kunnen laten.”. Alstublieft: we WETEN het van die toon. De toon is ons bekend. Niemand zal zich bij het beluisteren van de voorgaande uiteenzetting over de afwezigheid van uw familie afvragen wat dat toch voor Toon is en wat er nu van hem of haar verwacht wordt. HET IS DUIDELIJK!

Als we het voorgaande samenvatten komt het ideale antwoordapparaat bericht er als volgt uit te zien:

“We zijn er niet. PIEP”

Meer is niet nodig. Alstublieft. Uw vrienden zullen u vaker bellen.
Hoogachtend,
Harry Hol

zaterdag, maart 11, 2006

Koffie

Er zijn mensen die koffie echt kunnen verprutsen. Ik vind dat een hele prestatie. Je moet het echt willen. Vooral op werkplekken worden er dingen gedaan met onschuldige koffiepotten die indruisen tegen de conventie van Geneve.

Op mijn werk staat er iedere dag een thermoskan met bruin warm water klaar. Wat mij blijft verbazen is dat mijn collega’s dit aanzien voor koffie. Onbegrijpelijk. Koffie is in mijn ogen iets waar je van geniet. Waar ‘het aroma je al van tegemoet komt’ en waar je behalve wakker ook blij van wordt. Wat ze op mijn werk doen om tot een substantie te komen dat lijkt op het water dat ik onderin mijn vuilnisbak vind is me nog steeds niet duidelijk.

Persoonlijk houd ik van een redelijk sterke bak. Ik vind dat als je na de eerste slok je tanden niet voelt wiebelen, er best nog een schepje koffie in het filter had gekund. Maar zo ben ik. Sommige mensen willen hun bakje troost graag ‘mild’. En wie ben ik om op die watjes neer te kijken?

Er zijn natuurlijk grenzen aan de sterkte. Ik heb ooit iemand gekend wiens recept voor ‘een straf bakkie’ een procédé omvatte dat dicht in de buurt kwam van kernfusie. Terwijl je met een kleine hoeveelheid plutonium op wapensterkte toch al een heel eind komt. Mijn eigen recept is door een gevluchte Irakese wetenschapper ontwikkeld en staat op diverse lijsten van verboden substanties. Okee, ik overdrijf. Het is één lijst. Maar het is, zoals ik aan diverse gasten heb gemerkt, geen koffie voor beginners.

De nadelen van mijn koffie op industriesterkte is het chronisch gebrek aan slaap (en in een aantal nog niet door de rechtbank bewezen gevallen: moeite om zelfs nog met de ogen te knipperen) en de grote hoeveelheid tijd die je kwijt bent op het toilet. Want om de een of andere manier is er geen betere ontstopper dan koffie. Ik heb dit altijd een heel vreemde bijwerking gevonden. Net zoiets als gaan niesen als je een voetbad neemt. Het lijkt zo ontzetten weinig met elkaar te maken te moeten hebben.

Maar goed.Toch liever te sterk dan te slap. Persoonlijk doe ik voor iedere kop koffie één schepje in het filter, en één voor de pot. (Ik overdreef toen ik het over plutonium had, meneer van de AIVD. Echt waar! *Kuch* haha!)

Toen ik dit aan een collega van mij vertelde keek hij me geschrokken aan:
“Zo veel?”, zei hij.
“Wat doe jij er dan in?” vroeg ik.
“Drie of vier scheppen.”
“Op een volle kan?”
“Ja”
“Op veertien koppen koffie doe jij drie of vier scheppen?”
“Ja”
Over smaak valt natuurlijk niet te twisten, dus ik vroeg:
“Vind jij koffie eigenlijk wel lekker?”
“Nee, eigenlijk niet.”
“Waarom maak je het dan?”
“Ik drink thuis nooit koffie. Ik zet het alleen hier.”

Hij begreep niet waarom ik hem aanvloog. En voortaan neem ik mijn eigen thermos mee. Da’s redelijk veilig. Hij ontploft zelden.

zondag, maart 05, 2006

Simpsons

Opnieuw een hele korte zondagse update. Iedere fan van The Simpsons zou eventjes hier moeten klikken. Have fun!

vrijdag, maart 03, 2006

Interview

Er is iets in mij dat me vreselijk nerveus maakt als mijn mening wordt gevraagd. Dan bedoel ik niet 'zit mijn haar leuk?' hoewel die vraag op zich al het begin kan zijn van een relationeel mijnenveld. Nee, ik bedoel als mij om mijn 'officiele' mening wordt gevraagd. Een jaartje of wat terug belde een aardige jonge dame mij met een vragenlijst. Nu heb ik zelf telefoonwerk gedaan, dus ben ik al snel geneigd om niet al te bot te doen.
'Waar gaat het over?'
'Kauwgum.'
Okee, vooruit, daar wil ik wel wat tijd in steken. Ze begint vrolijk met haar lijstje en ik geef eerlijk antwoord. Hoe vaak ik het koop, welk merk, en waarom dat merk. Ik hoor mezelf antwoorden. 'Iedere week.' 'Xylyfresh' en 'Omdat het beter voor je tanden is dan gewone kauwgum'. Ik hoor de woorden uit mijn mond komen. Rechtstreeks uit de reclame. Ik besef dat ik precies de antwoorden geef waar het meisje op hoopt.
'Koopt u ook wel eens andere kauwgum?'
'Jawel,' lieg ik, terwijl het zweet me uitbreekt. Ik wil nu koste wat kost niet meer voldoen aan haar profiel. Ik bijt op mijn tong om meer reclameslogans te onderdrukken. Ik wil mijn wil terug! Mijn individualiteit. Maar het is te laat. Ik heb de kauwgumreclame geslikt. Het onderzoek blijkt ook nog eens in opdracht van Xylifresh te worden uitgevoerd. Al hun reclamebudgetten hebben doel getroffen. Ik ben het levende bewijs.

Ook als mij om mijn beroepsmatige mening wordt gevraagd weet ik me geen raad. Het is een ding om als journalist vragen te stellen, maar als een andere journalist mij aan de tand voelt, grijpt de angst me bij de keel. Wat gaat hij opschrijven? Hoe? Houdt hij mijn uitspraken in de juiste context? En: had ik die laatste uitspraak niet beter voor me kunnen houden?

Al deze gedachten en meer schoten door me heen toen vanavond een collega me telfonisch ondervroeg over de komende verkiezingen. Voor de krant van morgen. Omdat mijn mening als journalist ook wel eens interessant is voor de lezers. Ik moet nu dus afwachten. Wat heeft hij van mijn ondoordachte reacties gebrouwen? En ik besef: dit is wat ik anderen iedere week zelf aandoe. Het spijt me!

Anger Week 2006: [Lelijk woord]

Het aantal lezers via mijn RSS feed verdubbelde in de nacht van dinsdag op woensdag (al is het nu weer terug bij het oude, vertrouwde aantal van maar liefst zes). Ik zag het getal en dacht: wauw. En vervolgens: waarom? Scribbles is een miniscuul klein stipje in het enorme web. Zo ongeveer een keer per week schrijf ik een alledaagse column waarin ik mijn soms bizarre en regelmatig genante belevenissen beschrijf. Maar maandag schoot het aantal lezers vreemd genoeg omhoog. Waarom? Ik denk niet dat het concept van ‘Anger Week’ nou direct een briljant idee was. Ik was pissed vanwege het hossende volk dat mijn straat onveilig maakte, en ik dacht dat ik daar wel een weekje op kon teren. Ach, het enige wat het voor mij als schrijver opleverde was experimenteren met het meest nodeloos gebruik van het woord ‘fuck’ in een webcolumn. Eigenlijk ben ik te oud om het woord ‘fuck’ te pas en te onpas te gebruiken. Net zoals ik te oud ben om te begrijpen dat ‘vet’ tegenwoordig ‘gaaf’ betekent. Ik ben gelukkig nog jong genoeg om in te zien dat ‘gaaf’ al helemaal een ouwe lullenwoord is geworden. Ik besef dit allemaal, net zoals de meeste mensen een redelijk natuurlijk gevoel hebben van wat ‘nog kan’ en wat niet. Ik was dan ook verbijsterd toen ik voor het eerst kennis maakte met de Donner Rap. Gebracht door minister ‘de Don’ Donner. Met ogen zo groot als schoteltjes heb ik gekeken hoe de grijze bejaarde man, de belichaming van alles wat absoluut niet vet cool (sorry) is… rapt. FUCK. Toen ik zestien was begon hiphop en rap door te druppelen in Nederland. En toen al besefte ik dat het een muziekstijl is waar ik helemaal niets van begreep. Mijn muzieksmaak is in de jaren tachtig grondig verpest, zodat ik nog steeds ‘We Built this City’ van Starship beschouw als een van de beste nummers aller tijden. Rap was en is iets van mensen die jonger zijn dan ik. Ik weet dat. U weet dat. Waarom weet De Don dat niet? What the fuck? Is het mogelijk dat het allemaal een goede grap is? Dat De Don een gevoel voor humor heeft wat ons allemaal ontstijgt? Ik hoop het. Grote Goden, ik hoop het. Als dat niet zo is, wordt ons justitieel apparaat aangestuurd door ‘Ome Don’ die altijd zulke leuke liedjes maakt voor tussen de schuifdeuren. We hebben allemaal zo’n familielid (ik heb er meerdere… *zucht*) waarvan we hopen dat niemand oppert dat ie ‘dat stukkie’ nog eens wil voordragen. En altijd is er een neefje die met een valse grijns ‘Ome Don’ weet te verleiden tot het opvoeren van die tenenkrommende act die ook niet grappig was toen het publiek hem pas tweeëndertig keer gezien had.
Onze nationale Ome Don heeft blijkbaar vijftigduizend neefjes, die de Donner Rap allemaal hebben gedownload. Vreselijk. Weten jullie niet dat jullie de Don alleen maar aanmoedigen? En wat volgt? De Wouter Bossanova? De Femke Walsen Maar? FUCK!

donderdag, maart 02, 2006

Anger week 2006: Sneeuw

Drie uur en dertig minuten. Met een gemiddelde snelheid van, laten we voor de gein eens zeggen, 100 km/uur zou ik in die tijd aan kunnen komen in Lille (Frankrijk), Hannover (Duitsland), en bijna in Luxemburg. Ik heb dit gecontroleerd op Routenet. Het klopt. Kijk maar na. Ik kwam gisteren echter na drie uur en dertig minuten niet aan in de bovengenoemde verre steden, maar op de IJsselkade in Kampen. Vanuit Zwolle-Zuid. Fucking Zwolle-Zuid. Dat is een rit waar ik normaal gesproken twintig minuten over doe. Een taxichauffeur die ik ken doet dezelfde rit in 12 minuten, maar die moet voor vertrek aan de luchtverkeersleiding toestemming tot opstijgen vragen. Maar ik dwaal af. Mijn rit begon bij klimhal Yosemite in Zwolle Zuid.

15:36 uur.
Na twee uur klimmen is het mooi geweest. Geen gevoel meer in de armen, en geen puf om nog even naar de wc te gaan voor de rit naar huis. De auto blijkt ondergesneeuwd. Even vegen, en optimistisch op pad, en voorzichtig de ringweg op.

16:17 uur.
Na drie kwartier met een snelheid van 1 heb ik de keuze om via de rotonde de A28 op te gaan, of om rechtsaf het centrum van Zwolle in te rijden. Mijn blaas laat mij geen andere keuze. Het eerste de beste openbare gebouw waar licht brandt is een Peugot dealer. Ik ben bereid een nieuwe auto te kopen als ik maar naar de wc mag. Het mag en ik rijd over de glibberende wegen richting centrum, in de hoop dat ik zo de A28 op kan.

16:47 uur.
De A28.

16:58 uur.
De A28.

17:10 uur.
Afslag naar Kampen in zicht.

17:15 uur.
Afslag bereikt.

17:30 uur.
Bijna bij de N50. In de verte zie ik zwaailichten. Ik zwaai terug.

17:35 uur.
De zwaailichten zitten op een politieauto die de weg naar Kampen verspert. Ik stop en besluit te wachten tot de agent vanzelf verdwijnt. De agente (blijkt) komt uit de auto. Ik doe het raam open.
‘Niet naar Kampen!’ roept ze.
‘Wel naar Kampen!’ roep ik terug.
‘NEE! Niet naar Kampen! Doorrijden! Doorrijden!’ Kennelijk is het gebruik van gramaticaal Nederlands niet de eerste prioriteit op de politieschool. Ik besluit om haar dan maar in haar eigen taal aan te spreken.
‘Wel Kampen! Hoe!? Hoe ik naar Kampen!?’
‘Niet Kampen!’ roept ze (ik zweer het!) ‘Hattem! Hattem! Hattem!’
‘Maar hoe Kampen!!??’ antwoord ik.
‘Hattem! Wezep! Kampen! Kampen! Kampen!’ roept ze. ‘Doorrijden!’

Ik rijd door.

17:50 uur.
Hattem! Hattem! Hattem!

18:00 uur.
Wezep! Wezep! Wezep!

18:15 uur.
Mijn motor klinkt raar. Ik ruik benzinedampen. De hele weg al, maar ik probeerde het te negeren. Het oliepeil lampje licht op. Zoals Captain Kirk zou zeggen: ‘Moet… auto… redden!’
Een garage! Gelukkig. Oliepeil blijkt in orde, net zoals de motor, afgezien van de dop van het oliereservoir dat er NAAST ligt. What the fuck?

18:30 uur.
Wezep… Wezep… Wezep… De sneeuw zet door. Auto’s schuifelen voor me uit. En mijn benzine is bijna op.Ik stel me voor dat ik over een maand uit een hoop sneeuw wordt gevist.

18:45 uur.
Ik zie Kampen!

18:56 uur.
Ik sta nog op de IJsselkade, te wachten tot ik bij een parkeerplaats kan.

19:01 uur.
Thuis.

woensdag, maart 01, 2006

Anger week 2006: Melk

Een paar dagen geleden liet Radar een aantal ‘boze consumenten’ aan het woord die er tot hun grote schrik achter kwamen dat de informatie die ze zelf op internet hadden gezet er (SCHOK! HORROR!) nog steeds op stond. Met een net iets te serieus gezicht gaat de geblondeerde presentatrice op de zaak in. De verontwaardiging druipt van het beeldscherm. Een expert (nog net niet in een witte laboratoriumjas) vertelt ‘hoe erg het is’ en ‘hoe gevaarlijk het is’ om persoonlijke gegevens op een website te zetten. Er wordt zelfs contact gezocht met Google, die al die persoonlijke informatie zo maar toegankelijk maakt. Google wil niet reageren zegt de blondine met een toontje van ‘zie je wel, het zijn arrogante criminelen’. Zo veel onwetendheid in één item wekt bij mij irritatie. En in plaats van dat mensen er op een rustige manier de juiste informatie krijgen, zorgt het dramatische toontje voor zo veel onterechte angst bij al die arme digibeten in Nederland. Het hele item kan je samenvatten met ‘pas op, op internet’, maar daar is een programma niet mee gevuld. Nodeloos angst zaaien is het. Maar dit is allemaal slechts milde irritatie. Eigenlijk had ik niet anders verwacht van het TROS programma dat een paar maanden geleden, met de zelfde geschokte, verontwaardigde toon meldde dat ‘melk slecht is voor mensen’. Melk. Laat het maar even bezinken. Een Australische wetenschapper (deze keer wel degelijk in de autoriteit uitstralende witte jas) komt even vertellen hoe vreselijk slecht melk is voor mensen, en wat een maffia de melkboeren zijn om dit vergif aan de bevolking te verstrekken. Want, zo gaat het argument, ‘er zijn veel mensen die allergisch zijn voor melk, dus dat betekent dat het slecht is voor iedereen.’ Nieuwsflits: er zijn ook mensen allergisch voor aardbeien, honging, sinaasappels, gluten, noten, pollen, wol, angora, water, Frans Bauer, huisstof, werk, zonlicht en nog zo'n 750.000 stoffen waar we dagelijks mee in aanraking komen. Dit is niet het enige argument van de prof: ‘Mensen zijn de enige diersoort die na de kindertijd nog melk drinken! Dus…’ Dat ‘dus’ mogen we zelf invullen. Hallo, prof: mensen zijn ook de enige diersoort die stampot boerenkool eten. Kan ik nu ook een dikke subsidie en een boekdeal krijgen om te bewijzen dat de boerenkool maffia ons aan de ‘groente houdt’ om hun dikke portemonnee te spekken? Als een uitgever contact met me op wil nemen moet ie maar even mailen, want mijn telefoonnummer zet ik niet online.
Jahaaa, alles is slecht voor ons. Eten, drinken, sex, slapen, sport, ademhalen, naar Frans Bauer luisteren, touwtje springen, roken, internetten, televisie kijken en nu dus ook melk drinken. En juist de mensen (ik gebruik deze term nu ruim) die dit soort Radar desinformatie als een spons opzuigen staan vooraan bij de apotheek om voor honderden euro’s opgelost niks te kopen van Vogel en VSM. Maar meer over homeopathie en hun debiele aanhangers in een volgende editie.

maandag, februari 27, 2006

Anger week 2006: Carnaval

Ik begrijp dronkenschap. Ik begrijp schreeuwen. Ik begrijp (tot op zekere hoogte en in uitzonderlijke gevallen) de behoefte aan hossen. Wat ik niet begrijp is de fucking noodzaak om in groepsverband op zondagochtend half vijf joelend, boerend, pissend en autospiegels slopend door mijn straat te waggelen. Wat is de big fucking idea? Ik snap dit soort kuddegedrag sowieso niet. Ooit was ik op station Amersfoort getuige van de structurele afbraak van een onschuldig NS treinstel door een groep naar bier, pis en schmink stinkende voetbaldebielen, die hun koppen uit de ramen staken en ieder rokdragend persoon verzoeken deden tot paren. Alleen mensen zijn kennelijk tot dit soort gedrag in staat. Er zijn mij geen probleemsavannes bekend, die geterroriseerd worden door een groep bad ass giraffen. Hoe vaak heb je op het journaal berichten gehoord over uit de hand gelopen Chimpansee feesten of rellen veroorzaakt door alcoholonbekwame otters? En de jaarlijkse trek van de Pinguïns ontaardt zelden in een gewelddadige slooppartij waarbij de schade aan ijsschotsen in de miljoenen loopt.
Carnaval. Ieder jaar kijk ik weer met opperste verbijstering toe hoe mannen zich in kostuums hijsen die niet kompleet blijken te zijn zonder kunsttieten. Vrouwen kleden zich meestal nog iets creatiever, maar het resultaat is uiteindelijk meestal iets met veren en te veel kleuren, waarvan je je afvraagt of het nu sletterig is of gewoon bezopen. Ook konijnenpakken en berenkostuums moeten kennelijk de boodschap overbrengen dat hier ‘feest’ is. En wat mij opvalt is dat niemand lacht. Als zombies lopen, waggelen of (afhankelijk van het uur) kruipen de feestgangers van kroeg naar kroeg, met dode, bloeddoorlopen ogen en een grimmas van ‘nu moet het dus leuk zijn!’ Wat de fuck. En schreeuwen. Vooral heel veel schreeuwen. Niet uit overtuiging of om iets aan een verre medefeester duidelijk te maken, maar omdat het deel van het brein dat de spraak aanstuurt door de hoeveelheden bier volslage onbestuurbaar is geworden, wat resulteert in ‘Ahueeeeg!!!!’ en af en toe ‘NEUKUUUUUUH!’ wanneer er iets met kunsttieten voorbij loopt.
Leuk hoor, carnaval. En het zijn deze mensen en hun ouders die de rest van het jaar roepen dat ze ‘last hebben’ van jongeren, buitenlanders, assielzoekers, daklozen, moslims en de buren. FUCK YOU.

Dit was de eerste aflevering van Anger Week 2006. Ik ben nog maar net begonnen,.

vrijdag, februari 24, 2006

Woef!

Als mijn vriendin en ik een dagje naar Amsterdam gaan, staat café Zeezicht altijd op het programma. Best. Apple-pie. Ever. Het is een vast rustpuntje tussen het onvermijdelijke winkelen en een bezoek aan het Stedelijk. Afgelopen donderdag hoorde daar nog een bezoekje aan De Nederlandse Bank bij. Mijn vriendin bleek nog ergens twee briefjes van vijftig gulden in een spaarpot te hebben, die al vijftien jaar geen daglicht hadden gezien. Dat is sowieso al een fundamenteel verschil tussen mijn vriendin en ik. De kans dat ik een dergelijk bedrag zou vergeten is ongeveer net zo groot als de kans dat ik dit jaar de oscar voor beste vrouwelijke bijrol in de wacht sleep. Ach, het zou al een eer zijn om genomineerd te worden. Maar ik dwaal af. Honderd gulden blijkt iets meer dan 45 euro te zijn. Lekker om ’s avonds wat te gaan eten, en om nu taart van te snoepen.
Terwijl we in Zeezicht zitten, en mijn vriendin naar buiten over het Multatuliplein staart, zie ik iets harigs voorbij schieten. Een klein hondje is op speurtocht. Ik praat tegen hem en heb meteen contact. Al snel is hij mijn beste vriend, vooral omdat ik hem kennelijk op precies de goede plekken weet te aaien. Af en toe schiet hij weg om aan vreemde voeten te snuffelen, maar hij houdt mij scherp in het oog, wat ik beloon met regelmatig gekroel achter zijn oren. Als de taart en de koffie op zijn sta ik op om naar het toilet te gaan. Ik hoor een woest ‘woef!’ dat verdacht veel lijkt op de strijdkreet ‘banzai!’, en voor ik weet wat er gebeurt hangt het hondje met blikkerende tanden in mijn broekspijp. Ik sta perplex en probeer hem uit te leggen dat ik toch net nog zijn vriend was. ‘Grrrr!’ is zijn antwoord, en hij trekt aan mijn broekspijp alsof het een pas gedode prooi is. Klanten kijken me aan alsof ík de dader ben, en deze behandeling kennelijk verdien. Ik wil aan de omstanders uitleggen dat ik toch echt de beste bedoelingen had, en enkel naar de WC wilde. ‘Doe es rustig,’ zegt een meisje van achter een Apple notebook tegen het hondje. Het is kennelijk zijn bazinnetje. Gehoorzaam laat hij los en springt op de bank naast haar. ‘Af en toe denkt ie dat ie een Doberman is,’ zegt ze. Ik knik begrijpend. Ik was dat zelf ook bijna gaan geloven.

dinsdag, februari 14, 2006

Ding

Het is eigenlijk te absurd voor woorden. Als we kijken naar bedrijven en overheid is een onmiskenbaar patroon te zien. De meest belangrijke posities worden bekleed door personen die zich maar met één ding van de andere helft van de bevolking onderscheid. U weet welk ding ik bedoel. Dat ding dat het verschil maakt tussen mannen en vrouwen. Een klein, onbeduidend ding dat kennelijk grote gevolgen heeft voor het vermogen om te besturen of te leiden. Het Y chromosoom. Want dat is het verschil tussen mannen en vrouwen. Een heel klein dingetje ergens in de cellen dat uiteindelijk in grote mate bepaalt of iemand in de politiek terechtkomt of niet. Tenminste dat is de conclusie die je zou kunnen trekken als je de gemeenteraden in Nederland ziet. In een ideale wereld is de volksvertegenwoordiging de afspiegeling van het volk. Een volk dat toch echt fifty fifty man en vrouw is. Volgens Iet Erdtsieck is het vooral in Kampen droevig gesteld. In haar boek ‘Ik weet nu hoe de hazen lopen’ vergelijkt ze deze stad Assen, Heerenveen en Hoogeveen. Vrouwen doen in Kampen veel minder aan politiek en zijn al helemaal niet evenredig vertegenwoordigd. Erdtsieck doorloopt in haar boek de geschiedenis van de Kamper gemeenteraad. Omdat het verhaal doorspekt is met anekdotes wordt het nergens saai. In tegendeel. De met interviews en onderzoek onderbouwde verhalen geven een levendig en regelmatig komisch (en pijnlijk) beeld van de lokale politiek in de Hanzestad. De rode draad is de deelname van vrouwen. En die deelname was (en is) zoals gezegd niet iets om trots op te zijn. Waar ligt dat nu aan? Christelijke tradities houden nog steeds de vrouw ‘klein’ Soms niet eens bewust, maar door een traditionele rolverdeling van zorg en werk, waarbij de dames uiteindelijk toch meestal achter het aanrecht belanden. Voor een deel is dat ook aan deze vrouwen ‘te wijten’. Te vaak hoor je nog dat een meisje ‘twijfelt of ze wil werken of voor de kinderen wil zorgen.’ Een keuze die voor mannen lang niet zo vanzelfsprekend is. Tradities laten zich kennelijk niet zo snel veranderen. Erdsieck stelt dat er drie dingen moeten veranderen om meer vrouwen deel te laten nemen aan de politiek. De partijen moeten op ‘vrouwenjacht’ om gekwalificeerde vrouwen te vinden. Vrouwenorganisaties moeten proberen vrouwen te bewegen om zich beschikbaar te stellen voor politiek werk. En er moet thuis iets veranderen. De zorgtaken moeten anders verdeeld worden. Volgens Erdtsieck zou een gemeenteraad met 30% vrouwen besluitvaardiger zijn met minder competitie. Nou weet deze recensent niet of dat een houdbare conclusie is. Besluitvaardiger? Met die kast vol kleren waarin niets zit om aan te trekken?

Inbreker

‘De koelkast staat open,’ zegt mijn vriendin.
Op de grond, voor de koelkast, zit Joris, mijn zwart-witte kater onschuldig naast een stuk aangevreten kaas. En langzaam maar zeker begint me iets te dagen. Eén keer is toeval. Twee keer is verdacht, maar acht keer in een week is een complot. En inderdaad, als ik een uurtje later de keuken weer binnen kom, is Joris fanatiek bezig met een inbraakpoging. Hij kijkt niet eens op als ik binnen kom en gaat schaamteloos door tot de deur open gaat. Vóór hij kan beginnen aan het laatste ons ham, grijp ik hem bij zijn nekvel en zet hem op de gang, waar hij verontwaardigd begint te mauwen. Ik moet een list verzinnen. Tot die tijd kan de krat met oud glas verdere roofovervallen voorkomen.
‘Koop een kinderslot,’ stelt mijn vriendin voor.
Maar zoiets blijkt niet te bestaan. In elk geval niet zonder de noodzaak om in de koelkast te boren. Maar dan hoor ik in mijn achterhoofd de herkenningsmuziek van McGuiver. Ik zie het voor me: een onfeilbaar systeem. Snel haal ik bij de winkel twee handdoekhaakjes. Deze plak ik aan de zijkant van de koelkast en op de deur. Ertussen span ik een elastiek. Het zit stevig. Al snel komt Joris kijken wat ik allemaal uitspook. Hij kijkt me met een scheef koppie aan en begint vervolgens weer aan de koelkastdeur te trekken. Er komt geen beweging in. Succes! Ik feliciteer mezelf met deze uitvinding en Joris moedig ik aan om het vooral te blijven proberen. Maar het lukt niet en de test is honderd procent geslaagd. De rust is weergekeerd.
‘De koelkast staat open,’ zegt mijn vriendin.
Ik ren naar de keuken. Joris zit weer aan de kaas te knagen alsof het zijn recht is.
‘Ben je vergeten het elastiek er op te doen?’ vraagt ze beschuldigend.
Ik hoor geritsel en zie Lucie, mijn lapjespoes en zus van Joris, door de gang racen met het elastiek. Het gebroken elastiek. Hm. Misschien toch een fout in het onfeilbare systeem: het elastiek zal wel te oud zijn. Uit de la haal ik een ander. Onmiddellijk laat Lucie haar ‘prooi’ liggen. Ik bevestig het nieuwe stiekje. Lucie bedenkt zich geen moment en slaat er haar klauw in. Ze trekt er fanatiek aan, alsof niets in deze wereld belangrijker is. Het rubber knapt en Lucie rent weg. Joris, die alles van een afstandje gadesloeg, stapt naar voren en trekt de koelkastdeur open. Het is duidelijk. Ik heb de zaak onderschat. In mijn ontwerp ging ik uit van een eenzame misdadiger. Maar ik heb te maken met een criminele organisatie. Zucht. Terug naar de tekentafel.