Scribbles is verhuisd!

Werk uw bookmarks bij: Scribbles heet nu Schrijversblok

www.schrijversblok.nl

dinsdag, september 25, 2007

De klas van '92 (of '91)

Wat is de functie van een reünie? Waarom gaan mensen terug naar de plek waar ze eigenlijk nooit naar toe hadden willen gaan? Ik kan me nog levendig herinneren hoe vurig ik hoopte op een vreselijke ramp (zonder persoonlijke ongevallen) waardoor de school voor maanden dicht moest. Of op weer dat zó extreem was dat zelfs mijn ouders me niet de deur uit zouden sturen.

Sowieso is mijn Havo tijd een rare periode, waar ik eigenlijk niet zo heel veel meer van weet. Dat op zich vond ik al angstaanjagend. Toen ik even door mijn dagboek uit die tijd bladerde om te ontdekken of ik nou in ’91 of ’92 examen had gedaan (ja, erg, ik weet het) viel me op dat ik kennelijk als een soort wandelende hormoon door mijn schooltijd heb gelopen. Zo veel verliefdheid op zo veel verschillende meisjes zou ik nu echt niet overleven.

Ook zijn me weinig leraren écht bijgebleven. Geschiedenisleraar, want dat was mijn favoriete vak. Engels, want die man las geweldige verhalen voor. Economie, want met die man heb ik oorlog gehad.

Dat laatste zou je kunnen opvatten als een kleurrijke overdrijving, maar dat was het niet. Ik herinner me dat ik zijn klas in kwam en nog in de een of andere brochure las.

De leraar pakt het boekje zonder iets te zeggen af en gooit het in de prullenbak. Zonder na te denken haal ik het er weer uit, en geef de man er een tik mee op zijn hoofd. Nog voor ik mijn tafel heb bereikt hoor ik een knal. De man heeft een kopje naar mij gegooid dat nu in gruzels op de grond ligt.
“Dat ga je opruimen,” zegt hij.
“Nee,” zeg ik.
“Dan verklaar ik je de oorlog.”
De rest van de les staart hij me aan, terwijl mijn klasgenoten zich afvragen wie het eerst met de ogen zal knipperen.
Waarop ik thuis een krant op A3 formaat in elkaar plak met als kop: ‘VEILIGHEIDSRAAD VEROORDEELT [naam leraar]’ en ‘OORLOG TUSSEN HOL EN [naam leraar]’

Een week later koop ik bij een feestwinkel ‘kogelgaten’. Stickers voor op een ruit, wel te verstaan. Die ik uiteraard op zijn voorruit plak. De man hoeft de volgende dag niet eens te vragen wie het gedaan heeft. Hij komt op me af op het schoolplein en buldert “Hol! Jij blijft voortaan met je poten van mijn auto af!”.

Tijdens de reunie op zaterdag, waar ik mensen tegenkwam die écht niet veranderd waren (afgezien van dikker, ouder en kaler), was ook die beruchte economieleraar aanwezig. Uiteraard stapte ik op hem af. Hij keek me aan, lachte even en zei ‘ze laten hier ook iedereen binnen.’ Maar kennelijk had hij dat grapje die dag al honderd keer gemaakt, want erg gemeend kwam het er niet uit. Hij vroeg wat ik deed. Ik vroeg of hij nog kopjes gooide. Hij bevestigde dat. Daarna draaide hij zich om, om met een andere oud-leerling te praten. Wat best een beetje een teleurstelling was, al weet ik nog niet precies waarom.

Wat moet ik verder nog vertellen over een reünie waar je mensen ziet die je 15 jaar niet hebt gezien? Het gekke was dat het helemaal niet zo lang geleden leek. We kletsten wat bij in de gang voor een lokaal (waar niemand écht naar binnen wilde) en terwijl ik daar stond bekroop me het gevoel dat dit een tussenuur was. Maar waartussen? Ik dacht hier over na terwijl ik met een oud-klasgenote naar een deur liep. Deze stond open en was geblokkeerd door een wig. Waar ik over struikelde. Waarop de deur los schoot, en tegen me aan klapte, waardoor ik bijna tegen de directeur van de school aan viel. Dat zal me leren sentimenteel te worden.

maandag, september 24, 2007

Nog 1 dagje geduld

De column van maandag is helaas komen te vervallen wegens gebrek aan tijd. Stay tuned, dinsdag ben ik weer helemaal terug.

dinsdag, september 18, 2007

Soms vang je dingen op

Ik zit in een café in Amsterdam achter een kop koffie en een flink stuk appeltaart. Ja, ik weet hoe je uit de band moet springen. Ik heb net een persconferentie achter de rug en neem nog even wat notities door voor ik naar de trein loop. Een tafeltje verder zitten een jongen en een meisje overduidelijk verliefd op elkaar te wezen. Tegenover hen zit een wat slungelige jongen. Het vijfde wiel aan de wagen.
Het meisje verontschuldigt zich na een paar minuten en gaat (uiteraard niet zonder haar vriendje hartstochtelijk met veel tong te zoenen) het trapje af naar de wc. De slungel kijkt wat gegeneerd de andere kant op.
“Joh, jij vindt ook wel iemand,” zegt ‘Romeo’ op een vaderlijke toon. Hij kan niet ouder zijn dan zestien. De slungel zelfs jonger.
“Oh dat hoeft niet hoor,” liegt hij. De ander lacht minzaam
“Ik weet hoe het is, hoor. Toen ik nog vrijgezel was, dacht ik ook dat ik dat altijd zou blijven.”
Nu wordt de slungel zichtbaar boos.
“Man, hou op. Ik ben echt niet wanhopig of zo.”
“Oh maar dat zeg ik ook niet.”
“Nou, daar lijkt het wel op.”
“Rustig, broertje. Je windt je er wel erg over op.”
“Ach hou je kop.”
Het valt even stil. Ik kijk weer naar mijn notities. Koffie is bijna op. De taart al lang.
“Ik ben gewoon gehecht aan mijn vrijheid,” zegt ‘broertje’.
“Ja, ja,” zegt Grote Broer schamper.
“Ja! Als ik zie hoe veel tijd jij kwijt bent aan Esther…”
Hier moet Grote Broer om lachen.
“Ik geloof niet dat je het helemaal begrijpt…” zegt hij.
“Nou, ik weet anders wel dat je al tijden niet meer in Het Biervat komt. En Maarten en Edwin heb je ook al drie weken niet meer gezien.”
“Jemig man. Hou je een dagboek bij of zo.”
De slungel kijkt betrapt en bijt op zijn onderlip. Grote Broer zucht.
“Het lijkt wel of je niks anders meer doet,” zegt Slungel uiteindelijk.
“Joh, dat is nou eenmaal hoe het gaat. Esther en ik zijn gewoon erg graag samen. Ze is hartstikke leuk. Vind je niet dan?”
Zelfs van waar ik zit, zie ik dat de slungel een kleur krijgt.
“Daar gaat het niet om,” zegt hij.
“Nou, zeur dan niet.”
“Ik zeur niet,” zegt de Slungel. En dan komt het er uit. Alsof het moeite kost om de woorden te spreken: “Sommige mensen denken dat je niet meer met anderen uit mag van Esther.”
“Waar slaat dat nou op! Jezus, man,” zegt Grote Broer. De opmerking van zijn broertje heeft hem duidelijk geraakt.
“Ik doe echt wel waar ik zelf zin in heb hoor. Ik ga uit met wie ik wil.”
“Laat nou maar.”
“Jezus. Waar háál je het vandaan. Als ik met iemand anders uit wil dan doe ik dat. Daar heeft Esther niks over te zeggen. Ze is mijn cipier niet.”
Alsof het door een slechte soap schrijver is bedacht, blijkt Esther precies op dat moment achter haar vriendje te staan.
“Ik ben je cipier niet?” zegt ze met de ijskoude stem die alleen gekwetste vriendinnetjes kunnen gebruiken.
De slungel krijgt een nog diepere kleur en kijkt van het meisje naar zijn broer. Deze verschiet op zijn beurt en begint te stamelen dat hij het zo niet bedoelde en meer van die dingen die het alleen maar erger maken. Esther pakt zonder verder iets te zeggen haar erg roze handtasje en loopt het café uit. Haar (misschien nu ex-) vriendje rent achter haar aan en laat zijn broertje achter met de rekening.
En terwijl ik mijn eigen koffie en gebak afreken besef ik dat ik Goddank geen zestien meer ben.

maandag, september 17, 2007

Oh wreed lot

Ouder worden is niet erg. Ik kan leven met het ‘buikje’ dat steeds duidelijker aanwezig en hoofdhaar dat steeds duidelijker afwezig is. De vreemde geluiden die ik na het eten produceer (een vreemd soort ‘hik’ die lijkt op een buitenaardse lokroep) en de niet te onderdrukken ‘kreun’ bij het bukken voor de krant zijn ook geen reden tot winterdepressies. Want met de jaren komt de rust en heel wat zaken waar ik me, pak em beet, tijdens de Havo, vreselijk druk over maakte, lijken nu irrelevante futiliteiten. (Ook zo’n voordeel: ‘irrelevante futiliteiten’ in een zin kunnen gebruiken zonder in elkaar te worden geslagen als ‘wijsneus’.) Futiliteiten zoals jeugdpuistjes. Wie maakt zich daar nou druk om als ie 34 is. Al jaren geen puistje meer gezien, zelfs.

Totdat…

Natuurlijk. Op de brug van mijn neus, een rode, lelijke pukkel in wording. Zo een die er nog nét niet helemaal is, en dus nog heel lang uitdagend aanwezig blijft. En natuurlijk gebeurt mij dat één week voordat ik naar de reunie van mijn Havo ga.

En ik zal eerlijk zijn. Toen ik in de spiegel keek zei ik niet:”Oh wreed lot! Was het niet genoeg om mijn haar dunner te maken en mijn buikomvang te laten groeien? Moet ik behalve onbehaard en overmaats ook nog eens gepukkeld mijn oud-klasgenoten onder ogen komen?”

Nee hoor.

Ik zei: “Fuck!”.

Nu even geen zelfcensuur met [lelijk woord] of zoiets. Gewoon hardop “Fuck!” en nog een paar [lelijkere woorden] er achter aan.

Want ‘rust die met de jaren komt’ is iets heel moois, maar dan moeten er geen pukkels of reunies op mijn pad komen.

Ik deed wat ieder in diezelfde situatie zou doen.

Ik kneep in de pukkel.

Iets wat uiteraard enkel tot gevolg had dat de plek roder en dikker werd, en mij waarschijnlijk nog wéken in de spiegel aan blijft staren.

Buigen doe ik echter niet. Ik ga uiteraard zaterdag 23 september terug naar mijn oude Havo. En ik zal met opgeheven hoofd door de deur stappen. Waarna ik ongetwijfeld in het volle zicht van duizend oud-leerlingen struikel over de drempel, en land in de armen van de Oud-Directeur. Samen vallen we in de schaal met hapjes. De foto’s en mobiel-filmpjes die dan genomen worden zullen nog jaren circuleren op internet en te zien zijn in meerdere uitzendingen van De Wereld Draait Door. En als ik tien jaar later tijdens de Oud en Nieuw uitzending van dat programma opnieuw mezelf door de toastjes ‘filet Americain’ zie rollen denk ik vast en zeker: ‘Jee, ik was slank en had toen nog best veel haar. Jammer van die enorme pukkel.’

En nu even heel wat anders

“Zekerheid is onmogelijk.”
“Weet je dat zeker?”
“Ja. Nee. Oh wat flauw.”
“Hoezo flauw?”
“Je houdt me gewoon voor de gek.”
“Doe ik dat?”
“Je speelt met me.”
“Het is toch een legitieme vraag?”
“Woordspelletjes zijn flauw.”
“Denk je dat ik spelletjes speel?”
“Je speelt spelletjes.”
“Waarom zou ik dat doen?”
“Dat zou ik ook wel willen weten.”
(Stilte)
“Goed dan. Zekerheid is volgens mij onmogelijk.”
“Volgens jou?”
“Ja. Volgens mij is zekerheid onmogelijk.”
“Dus volgens iemand anders zou het wel mogelijk zijn?”
“Dat is mogelijk.”
“Wie heeft er dan gelijk?’
“Wat een rare vraag.”
“Wie heeft er dan gelijk? Jij of die ander?”
“Dat weet ik niet.”
“Dat weet je niet?”
“Nee.”
“Je weet niet of wat je zegt klopt?”
“Nee.”
“Je weet niet zeker of een ander gelijk heeft.”
(denkt even) “Nee.”
“Waarom doe je dan uberhaupt je mond open?”
“Ja hoor eens…”
“Waarom praat je dan?”
“Ja, hee, wacht…”
“Waarom zeg jij dingen die al dan niet waar zijn, zonder dat je zelf weet of dat waar is?”
“Mag dat dan niet?”
“Waarom beantwoord je mijn vraag met een vraag?”
“Doe jij dat niet de hele tijd al?”
“Is dat zo?”
“Ja.”
“Ha! Ik win!”

dinsdag, september 11, 2007

Eén onderzoek ís geen onderzoek

Mobiel bellen zou de hersenen traag maken. Dat meldden verschillende kranten en de website van Kassa. Een onderzoek heeft dat blijkbaar aangetoond.

Mijn eerste reactie lag voor de hand: “[Lelijk woord]!”

Niet vanwege de al dan niet schadelijke gevolgen van mobiel bellen. Maar vanwege al die mensen die dat bericht lezen en die mij de komende jaren gaan vertellen hoe schadelijk mobiele telefoons, UMTS, DECT, zendmasten en MP3 spelers wel niet voor me zijn. En dat dan vooral ongevraagd. In de supermarkt. In wachtkamers. En mijn persoonlijke favoriet: op verjaardagen, wanneer je geacht wordt om niet te reageren zoals je eigenlijk zou willen. Want die figuur die dit allemaal tegen mij gaat zeggen is ongetwijfeld een kennis van een vriend van een vriendin van de gastvrouw, die op haar beurt een vriendin is van mijn vriendin. En die mensen mag ik om de een of andere mij volslagen onduidelijke reden niet zomaar zeggen waar ze hun zendmastenangst en stralingsgevaren mogen stoppen.

Dat heeft trouwens toch geen enkele zin. Deze mensen vinden dat bepaalde dingen ‘slecht’ zijn. Het gaat hen niet om bewijzen, of feiten, of zelfs maar onderzoeken. Het gaat hen om een ‘gevoel’ dat ze zich fitter voelen als ze géén mobiele telefoon hebben.

En dat moeten ze ook helemaal zelf weten. Ik wil bijvoorbeeld geen loten kopen van de Duitse Staatsloterij. Daar heb ik helemaal geen zin in, en daarom doe ik dat niet.

Maar als ik dezelfde regels zou volgen als de ‘anti straling’ types, zou ik op iedere verjaardag luidkeels van leer moeten trekken tegen die ‘Oplichtersbende’ en iedereen die binnen een straal van 10 meter staat, waarschuwen voor de gevaren van de Duitse Staatsloterij.

En toch zijn er duizenden mensen diemidden tijdens een verjaardag die met een beetje extra alcohol nog best te pruimen is, hardop declareren dat ze zich Zo Veel Beter voelen sinds ze hun GSM telefoon niet meer gebruiken. Niemand vroeg je daar naar! Als jij jouw GSM in je [lelijk woord] wil stoppen dan hoef IK dat toch niet te doen?! En nee ik ben niet dronken. Nog niet. Daar ga ik nu wat aan doen.

‘Ja, maar er is toch een onderzoek!’ werpen sommige lezers mij nu in gedachten tegen. En door dat ‘argument’ te gebruiken heb je van mij geen vriend gemaakt. Ik weet waar je woont. Onthoud dat.

En bovendien: het feit dat je over een onderzoek gelezen hebt maakt jou nog geen autoriteit op het gebied van door mobiele telefonie veroorzaakte hersentraagheid. Wat was het voor onderzoek? Wie hebben het uitgevoerd? Hoe groot was de controlegroep? Wat werd er gemeten? Is het een sociaal emotioneel effect of is er schade in de hersenen gemeten? Wat waren de conclusies en hoe ver mogen we die doortrekken naar de dagelijkse realiteit? Dat weet je niet. Want dat stond niet in het artikeltje van 50 woorden. Dus [lelijk woord] met je onderzoek en laat mij lekker bellen.

Uiteindelijk gaat het volgens mij niet eens om die mobiele telefoon of die UMTS masten. Er zijn gewoon heel veel mensen die de huidige maatschappij niet snappen. Mensen die onbewust aanvoelen dat er apparaten in huis staan die slimmer zijn dan zij. En dus dat er zaken zijn waar zij nooit helemaal van zullen begrijpen hoe ze werken. Wetenschap is voor hen niets anders dan een modern soort tovenarij waar ze enkel emotioneel op kunnen reageren. En als ze maar genoeg mensen kunnen overtuigen dat ze ook bang moeten worden, denken ze dat hun angst terecht is. Ongeacht de feiten.

maandag, september 10, 2007

Ik ben een Winnaar!

Ik ben in opperste staat van blijdschap en weet even niet meer waar ik het zoeken moet. Dat dit mij mag overkomen. Het is te mooi om waar te zijn. Sprookjes kunnen uitkomen. Joechei! Ik kreeg vanmorgen een brief van Ellen Damsma. Nu moet ik zeggen dat ik geen idee heb wie Ellen Damsma is, maar zij kent mij kennelijk heel goed.

“Geachte heer of mevrouw Hol” staat er boven. Kijk daar zie je meteen aan wat voor type het is. Niet zo van de vooroordelen en de hokjesgeest. Ze laat de keuze helemaal aan mij. Misschien voel ik me vandaag wel ‘mevrouw’. Je weet het niet. Ellen Damsma houdt in elk geval op beleefde wijze de slag om de arm, voor ze me het goede nieuws vertelt:

“De persoonlijke Postcode-Pas die u hierbij ontvangt is waardevol” schrijft ze. En inderdaad zit er een soort credit card op de brief geplakt. Van echt plastic nota bene. En daar staat mijn naam in officiele reliefletters in geponst. Wauw. Dat doen ze niet zomaar. Dit is em. Dit is de dag die de geschiedenis in zal gaan als Dé Dag. De plastic kaart deelt daarnaast mee wat mijn ‘persoonlijke postcode’ is. En daar leer ik dan meteen weer van. Ik maar denken dat iedereen in mijn straat dezelfde postcode heeft. Maar dat fabeltje is bij deze de wereld uitgeholpen. Mijn persoonlijk postcode staat in reliefletters boven mijn reliefnaam. Wie vanaf nu waagt om mijn postcode in te pikken krijgt met mijn reliefkaart te maken.

Mijn ochtend kan dus al niet meer stuk. Maar er is meer.

“Deze Pas is uw bewijs dat u gegarandeerd recht hebt op miljoenen euro’s wanneer straks de PostcodeKanjer aan uw postcode wordt toegekend.”

Bewijs! Recht! Uw Postcode. Ik duizel er van. Ik moet hier even bij gaan zitten. Oh ik zit al. Ik ga wel even staan. Dat maakt het makkelijker om een rondedansje te maken. Van ze Joepie! En ze Joechei!

“Maak uw Pas dus meteen geldig om uw kans op deze en duizenden andere fantastische prijzen te grijpen.”

Ho, Ellen Damsma, wat gaan we doen? Maak hem geldig? We hadden het toch over ‘bewijs’ en zo? Recht op miljoenen euro’s? Kom op Ellen Damsma, speel niet met me. We hadden zo’n goede band opgebouwd, jij en ik.

“Mis ‘m niet, de PostcodeKanjer van €25 miljoen!”

Wat is er gebeurd, Ellen Damsma? Missen? Net had ik hem nog! En nu is ie weg? Heb jij je papieren wel op orde? Wat doe jij met mijn PostcodeKanjer van €25 miljoen?

“Binnenkort gaat de jaarlijkse PostcodeeKanjer weer vallen. Dit keer een absolute KANJER met een onvoorstelbaar recordbedrag van maar liefst €25.000.000,00. Goed voor een levenslange vakantie en nog véél, véél meer..!”

Oké, Ellen Damsma, ik geloof weer in je. Een Absolute KANJER nota bene. Zo veel hoofdletters achter elkaar gebruik je alleen als je het echt meent.

“Reageer dus zo snel mogelijk, dan weet u zeker dat u straks schatrijk bent als de Kanjer bij u in de Esdoornhof valt.”

Wacht even, Ellen Damsma. Ik begin wat verwarde signalen van je te ontvangen. Ik moet ‘snel reageren’. Waarom? Jij had mij toch al gevonden? Je hebt zelfs die Peperdure Plastic PostcodePas voor me geProduceerd (hoofdlettergebruik is besmettelijk, geloof ik). En je kan me nou niet meer wijsmaken dat je me niet weet te vinden. Je noemt zelfs mijn adres in je persoonlijke, enthousiaste, HoofdletterGevoelige brief.

“Maak dus gebruik van uw Postcode-Pas want er is kans dat er geldbedragen op u wachten.”

Gebruiken? Hoe? Er mee zwaaien? HIER BEN IK! DROP DIE 25 MILJOEN HIER MAAR! En wat bedoel je ‘kans’? ‘Gedbedragen’? 25 miljoen! Bewijs! Recht! Ellen Damsma! Wat is er gebeurd? Gebruik ik de verkeerde DeoDorant?

“Activeer hem vandaag nog, want de Postcode Loterij maakt van gewone mensen miljonairs.”

Eh, Ellen Damsma…

“Dit is uw kans,”

Ellen Damsma?

“Gebruik vandaag nog de onderstaande antwoordcoupon.”

Pardon?! Waar komt dat vandaan? Antwoordcoupon. IK HEB EEN PostCodePaS! Met HoofdLetters! Ik sta er nu al een half uur mee voor mijn raam te zwaaien! Wat moet ik [Lelijk Woord] nou weer met een AntwoordCoupon?

“Met vriendelijke groet,
Ellen Damsma
Directeur Nationale Postcode Loterij”

Ik geloof dat jij, Ellen Damsma, mij voor het lapje houdt. En dat valt me vreselijk van je tegen, Ellen Damsma. Je komt zomaar met zo’n heerlijke persoonlijke boodschap dat al mijn geldzorgen voor altijd voorbij zijn, en opeens kom je zonder waarschuwing met “Als-en”, “Kans-en” en [Lelijk Woord] “AntwoordCoupons-en”. Weet je wat jij kan, Ellen Damsma, met je PostCodePas?

“P.S.: Heeft u geen belangstelling voor de prijzen die op uw postcode vallen, dan verzoek ik u de pas uit veiligheidsoverwegingen doormidden te knippen.”

Ah, nou luister je wel, he, Ellen Damsma? Nou praat je pas weer tegen me. Nou, ik denk dat we uitgepraat zijn, meneer of mevrouw Ellen Damsma. En no way dat ik mijn PostcodePas doorMidden Knip. Het is mijn PostcodePas. Dat neem je me nooit meer af, Ellen Damsma. Ik hou hem lekker. Kijk eens? MIJN PAS. En als die 25 miljoen hier valt, dan is ie van MIJ! Ik trap er niet meer in Ellen Damsma! Dag Ellen Damsma!

vrijdag, september 07, 2007

Geert en de file

Op zich heb ik niet zo’n bezwaar tegen files. En dat zeg ik niet omdat ik er zo weinig in sta. Daar heeft het niets mee te maken. Ik kan me gewoon best voorstellen dat er af en toe een ongeluk gebeurd, of dat de een of andere ambtenaar besluit dat die werkzaamheden beter in de spits kunnen worden uitgevoerd. Of te veel mensen die ergens heen moeten waar ze niet willen zijn, en daarom met zijn allen dezelfde afslag moeten volgen. Maar geef me in Godesnaam een REDEN dat ik stil sta. Zet even een stoplicht neer, of een paar uitgebrande autowrakken. Er is niets erger dan een half uur stapvoets vooruit rollen, om op een gegeven moment te ontdekken dat je weer vol gas mag. Zonder dat er iets te zien was. Zonder zelfs maar het begin van een afslag of knooppunt. Geen remsporen, geen rijtje bejaarden in te grote auto’s met het rechter knipperlicht nog aan. Gewoon helemaal niets. Er moet dus iemand zijn geweest die eigenlijk gewoon door kon rijden, in zijn spiegel keek en dacht ‘ach, kan mij het schelen’. Waarop hij de rem intrapte.

Ik wind me er niet al te veel over op. Zoals ik al zei zit ik te weinig in de file om daar echt over te mogen klagen. Bovendien geeft zo’n file me de tijd om me af te vragen wat er mis is met ons als menselijke soort.

En dat brengt me als vanzelf op Geert Wilders. Want hoewel ik er niet van houd om Nederlandse politiek in mijn schrijfsels te laten doorsijpelen, kan ik daar vandaag niets aan doen. Ik heb met open mond van verbazing gekeken naar het optreden van Wilders tijdens zijn ‘verjaardagsdebat’. Anderhalf uur lang hield de man de Tweede Kamer in de greep met de ene anti-Koran en anti-Islam opmerking na de andere. En daar was ik van onder de indruk. Diep. Want zo lang kan ik niet achter elkaar masturberen zonder dat het zeer gaat doen.

Dat was namelijk het enige woord dat naar mijn mening omschrijft wat Wilders deed. Masturbatie. En hoe vaker hij het had over de Islam, de Koran en die ‘laffe, knettergekke’ Nederlandse politiek, hoe verhitter hij keek. Hij zakte na afloop dan ook uitermate bevredigd in zijn stoel en het had me niet verbaasd als hij meteen daarop een sigaret had opgestoken.

Zijn grootste opwinding kwam voort uit het feit dat minister Vogelaar had gezegd dat de Nederlandse cultuur niet statisch is. Nou, inderdaad, dat is landverraad. Nederland is nu toch precies hetzelfde als dertig jaar geleden? Of vijftig jaar? Of honderd jaar? Ik weet zeker dat de Batavieren ook al zeurden dat de pindakaas bij de Albert Heijn sinds de Euro twee keer zo duur is. Nee, die Nederlandse cultuur is altijd zo geweest en moet altijd zo blijven. En dat is helemaal niet fundamentalistisch om zo te denken. Nee, dat is ‘de Nederlandse cultuur verdedigen’. Dat heeft niets met extremisme te maken. Ben je belazerd.

Met open mond keek ik toe. En tot mijn onuitsprekelijk afgrijzen zag ik vanmorgen de peilingen aangeven dat Wilders, indien er vandaag verkiezingen zouden zijn, 13 zetels zou scoren. Er zijn dus veel meer domme mensen in Nederland dan zelfs ik had vermoed. En ik heb zowel telemarketing als helpdesk werk gedaan, dus geloof me dat ik weet hoe dom mensen kunnen zijn.

Het is een angstige gedachte, maar het verklaart wel de mysteries waarmee ik mijn verhaal begon. Kennelijk zijn er mensen die denken dat het ‘schande’ is om te beseffen dat cultuur met de dag verandert. Die denken dat het verbieden van de Koran een ‘goed idee is’, en dat dat ‘heel wat anders is’ dan de Bijbel of de Talmud verbieden. En dat remmen op een verder lege snelweg ‘gewoon moet kunnen’.

donderdag, september 06, 2007

Gegarandeerd veilig

Volgens het Europees parlement zijn de vloeistofregels op luchthavens ‘onzin’. Dat las ik vanmorgen tenminste in de krant. Net zoals iedereen die de afgelopen twee jaar gevlogen heeft dacht ik: “[lelijk woord] ja natuurlijk zijn die regels onzin.” Voor wie sinds de invoering van de anti-terroristen regels niet in een vliegtuig heeft gezeten zet ik de procedure even op een rijtje:

Je komt bepakt en bezakt op het vliegveld, waar je na lang zoeken eindelijk de plek vind waar je in moet checken. Het maakt niet uit hoe vaak je gevlogen hebt, of hoe ervaren je als luchtreiziger bent, de plek waar je in moet checken bevindt zich in een soort quantum flux, waarvan de precieze locatie zelfs met deeltjesversnellers niet is te voorspellen.

Eenmaal daar, ontdek je dat er grote borden hangen waarop staat dat je geen vloeistoffen mee mag nemen aan boord. Tenminste: niet als de fles of flacon meer dan 100 ml bevat. 100 ml schijnt de magische hoeveelheid te zijn: iedere explosief die in dit universum bestaat kan volgens de luchtvaartmaatschappijen pas ontploffen als er 101 ml van in een flacon zit. Is de flacon kleiner dan dat, dan mag je hem meenemen, mits deze is verpakt in een terrorisme-proof plastic ziploc zakje.

Er staat een man of vrouw klaar om je te vragen of je vloeistoffen bij je hebt die niet in zo’n ultiem beveiligde, bom-afstotende plastic zak zitten. Zo ja: dan moet je deze van onder uit je bagage graven en in het zakje stoppen. Is de flacon te groot, dan moet je hem inleveren. Hij verdwijnt dan in een grote vuilnisbak, waar volgens mij alle bewakers gratis uit mogen graaien als de reiziger uit het zicht is.

Als je er niet over nadenkt, lijkt dit systeem al zo lek als een mandje. Want de eerste maas in de wet is het feit dat je zo veel flacons of flesjes mee mag nemen als je wil. Als ze maar minder dan 100 ml bevatten en in het inmiddels roemruchte kogelvrije anti-miltvuur zakje zitten. Kennelijk gelden in een vliegtuig ander natuurkundige wetten dan in de rest van het heelal, en is het onmogelijk om meerdere flesjes te legen in een grotere. Want je mag best lege flessen meenemen. Wie zou je daar nog van weerhouden? Niet de beveiligers op het vliegveld. Die zijn te druk bezig om je met pijn in het hart achtergelaten flesje Davidoff van 65 euro in hun binnenzak te stoppen.

Het feit dat de beveiligers zelf niet in deze regels geloven kan ik al afleiden uit het feit dat ze alle ‘illegale’ flesjes, tubes en flacons samen in een grote vuilnisbak gooien. Dat is niet de manier waarop je met potentiële explosieven omgaat. Ik kan me in elk geval niet voorstellen dat de explosievenopruimingsdienst bij het vinden van een hoeveelheid bommen, ergens op een zolderkamertje van een wannabe terrorist het hele zwikkie inpakt en in een prullenbak gooit. Om vervolgens de chemicaliën van de buurman terrorist in dezelfde bak te gooien. Er van uitgaande dat de bewakers op Schiphol gelijk hebben, en er inderdaad allemaal nitroglicerine in onze scheerschuim bussen zit, zijn zij gedurende een gemiddelde werkdag bezig met het bouwen van de moeder van alle bommen. Een lucifer en bye bye Noord Holland.

Ik vind het overigens helemaal niet erg dat vliegvelden erg hun best doen om boeven te pakken. Van mij mogen ze me drie keer fouilleren en mijn schoenen door de X-ray halen. Dat klinkt nog een beetje logisch. Maar het feit dat ik wachtend in de rij zo’n vijftien manieren kan bedenken om de ‘vloeistofregels’ te omzeilen, maken me duidelijk dat dit volslagen onzinnige praktijken zijn. Want stel je vervolgens even voor wat iemand kan bedenken die echt kwaad wil.

En inmiddels heeft het Europees parlement ook zijn twijfels over deze regels. Niet dat er wat gaat veranderen. De een of andere Eurocommissaris riep meteen dat het ondenkbaar is om de regels te schrappen. ‘Zo lang daar geen alternatief voor is kan ik de veiligheid van de reizigers niet garanderen.’

Beste Eurocommissaris, ik weet wel een alternatief. Rust alle beveiligers uit met voodoo poppetjes. Het schijnt dat het tijdschrift Quest er nog een partijtje over heeft, aangezien ze deze in Urk niet mochten verkopen. Laat de bewakers voor het oog van iedere passagier in het poppetje prikken, en laat diezelfde bewakers luidkeels diverse heidense goden aanroepen terwijl ze naakt een dans uitvoeren. Mocht dat niet genoeg zijn om de luchtreiziger weg te jagen is het altijd mogelijk om op hun handbagage wat kippen te offeren. Reizigers die dit doorstaan en nog steeds aan boord willen, moeten worden gearresteerd en afgevoerd.

Ik weet zeker dat ik me dan een stuk veiliger zou voelen.

woensdag, september 05, 2007

Weerstand

Wij als volk zijn kennelijk debiel. Dat kan niet anders, aangezien er grote groepen Nederlanders bestaan die denken dat ‘de zoetheid uit fruit’ iets anders is dan ‘suiker’. Toen ik die kreet voor het eerst hoorde irriteerde hij me, maar wist ik niet helemaal waarom. ‘Daar trapt toch niemand in’ zou je denken. Maar ik heb meerdere mensen deze term woordelijk horen herhalen onder het mom van ‘dat is beter dan suiker’. De zoetheid uit fruit. Ik kan er haast geen woorden voor vinden om te beschrijven hoe zeer ik me over deze onzin opwind.

Maar ik ga het toch proberen.

Fruit is zoet door fruitsuiker. Er is nauwelijks een chemisch verschil tussen fruitsuiker uit aardbeien, meloen of bieten. Die laatste is de bron van suiker die we in onze suikerklontjes aantreffen. Of in cola. Of in Danoontje met die [heel lelijk woord] zoetheid uit [nog lelijker woord] fruit. Maar het klinkt zo veel gezonder hè? Fruit. Dat is goed voor je. Dus de zoetheid uit fruit ook. 1 en 1 is 2 toch? Gefeliciteerd, reclamemaker. Je hebt Nederland weer een stukje achterlijker gemaakt.

Ook zo’n zin waar ik me over op kan winden: ‘Speciaal geselecteerde aardappels!’ Wat is in Albert Heijns Naam ‘SPECIAAL GESELECTEERD’? Dat is niks! Dat betekent niets! Maar het klinkt alsof een kenner met satijnen handschoentjes aan iedere aardappel voor de frites persoonlijk uit de berg vist. Zoals die man van de Duyvis reclame uit de jaren ’80, die een stempeltje ‘Ok’ op iedere pinda zette. Maar toen was dat een grap. Nu menen de copywriters het en moeten wij geloven dat ‘Special Geselecteerd’ iets anders is dan het zo goedkoop mogelijk inkopen van aardappelen van een kwaliteit die nét door de keuring heen kwam, deze in een bad water gooien en vervolgens met schil en al op een lopende band flikkeren. Speciaal geselecteerd mijn [Lelijk Woord].

Of ‘Dermatologisch Getest’. Het feit dat ze veel te dure smeersels testen lijkt me een gegeven. Ik neem tenminste aan dat ze niet in een laboratorium wat willekeurige spullen door elkaar mikken, er een geurtje doorheen roeren en het in een verpakking kwakken zonder te hebben vastgesteld of de substantie per ongeluk binnen 24 uur dodelijk is. De klant moet uiteraard lang genoeg doorleven om de navulling aan te schaffen. Natuurlijk is het dermatologisch getest. IEMAND heeft het op zijn of haar huid gesmeerd. Maar wat was de UITSLAG?!

En dan zijn er ook cosmetische producten waar bij groot in beeld staat dat 72% van de vrouwen verbetering merkte na het gebruik van het smeersel. Let dan eens goed op: er staan HELE kleine lettertjes in beeld, die zonder 2 meter breed scherm volslagen onleesbaar zijn, maar waarschijnlijk meedelen dat de groep uit drie vrouwen bestond, allemaal maitraisses van de directeur van de fabriek, en die alle drie behalve het smeersel een lichaamsverbouwing hebben ondergaan waarmee vergeleken Extreme Makeover een bezoekje aan de kapper is.

‘Aanbevolen door tandartsen’. WELKE [lelijk woord] TANDARTSEN? Allemaal? Tien? Eentje die nu in een hele dikke Mercedes rondrijdt met het logo van de kauwgomfabriek op zijn zijportier? WIE? ‘Aanbevolen door topfokkers’… Wat zegt me dat? Wat is een topfokker? En opnieuw: welke topfokkers? Wat fokken ze? Zijn er ook subtopfokkers? GEEF [Lelijk woord] ANTWOORD!

’Verhoogt je weerstand’. Dat klinkt ook weer zo geweldig. Maar het zegt opnieuw helemaal niets. Zoek maar op! Weerstand is geen medische term. Er is zoiets als een immuunsysteem dat ons lichaam beschermt. Maar in onze maatschappij krijgen we zo veel goede voeding binnen dat zelfs als je wekenlang bij de McDonalds eet je nog je immuunsysteem niet aantast. Maar goed, dat gaat heel veel mensen te ver. Net als het feit dat je niet ziek wordt van op de tocht zitten. Of door de regen lopen. Iedere sitcom wil ons doen geloven dat een wandeling door de regen ons verkouden maakt. Volslagen onzin! Verkouden wordt je van een virus. En dat virus krijg je van anderen. Binnen. Van mensen die je een hand geven of op andere manieren contact met je hebben. Als er één plek is waar je hoogstwaarschijnlijk veilig bent voor verkoudheid dan is het midden op een plein in de stromende regen, als verder iedereen binnen zit om elkaar lekker aan te steken.

En als je ziek bent, dan moet je homeopathische spullen kopen. En laat ik nou even niet die hele discussie over het homeopathische principe starten. Doe er mee wat je wil, maakt mij niet uit. Maar het viel me onlangs op dat op ieder homeopathisch middel de volgende tekst staat:

‘De werking van dit product is niet op wetenschappelijke wijze aangetoond.’

Het staat OP DE VERPAKKING dat het niet werkt. Of in elk geval dat het niet bewezen is dat het werkt. En ik snap niet dat er mensen zijn die dit interpreteren als ‘het werkt wel’.

Maar zo lang TV blijft herhalen dat je ziek wordt van de regen, en we leren dat onze ‘weerstand in onze buik zit’ en we op aanraden van ‘tandartsen’ een bepaald product moeten kopen, en dat de ‘zoetheid uit fruit’ beter is dan andere zoetheid blijven we dat geloven.

Ik wind me hier te veel over op. Ik weet dat. En dat is slecht voor mijn weerstand. Tenminste dat las ik ergens.

Dus dan is het waar.

dinsdag, september 04, 2007

Een tien voor lef

Vrije wil is een illusie. En dat bedoel ik niet op een diepzinnige, filosofische manier. Het is voor mij de dagelijkse praktijk. Neem nou september. Een doodgewone maand, zou je zeggen, maar op het moment dat de kalender van de 31ste naar de 1ste gaat voel ik onrust opborrelen. Ik moet en zal naar de dichtstbijzijnde kantoorboekhandel om kaftpapier, schriften en een geodriehoek te kopen. Oh en een schoolagenda. En dat zijn hele vreemde impulsen als je 34 bent. Het is ook rond deze tijd van het jaar dat de reclames van de LOI en NTI me op gaan vallen. Opeens wil ik Iets Gaan Leren. Een Studie Beginnen. En ik hou helemaal niet van studeren. Het bewijs daarvan koester ik in de vorm van mijn diploma’s: papieren die mij geruststellen met de gedachte dat ik nooit meer naar school hoef. School is niet leuk, was niet leuk en wordt ook niet leuk. En toch wil ik kaftpapier kopen. Als een vogel die een onbedwingbare drang voelt om ieder handzaam takje mee te slepen naar het nest in wording.

Een ander bewijs van mijn gebrek aan vrijheid bevindt zich op dit moment naast me op mijn bureau. Een exemplaar van Windows Vista Ultimate, half begraven onder wat DVD hoesjes en papieren, ligt overduidelijk niet-geinstalleerd te wachten op betere tijden. Die toestand van niet-geinstalleerd zijn, heeft niets te maken met een gebrek aan goede wil. Want net zoals ik in september kaftpapier wil inslaan, wordt na het verschijnen van een nieuwe versie van Windows de drang om deze ook te installeren te groot om te weerstaan. Er is alleen een probleem met Windows. Het is niet te installeren. Wie zegt dat hij dat wel kan liegt, of maakt gebruik van betere drugs dan ik tot mijn beschikking heb. Tenminste, als het gaat om de ‘Eerste Editie’. In tegenstelling tot andere media (boeken) waarin een eerste druk uiteindelijk een geliefkoosd verzamelobject wordt, is een eerste versie van Windows vergelijkbaar met een met Pokkenvirus ingesmeerde deken. Het enige verschil is dat het pokkenvirus eenvoudiger is te installeren. De pijn, zo bleek vorig weekend, is bij Microsoft producten volledige gelijkwaardig.

Het proces begon nadat ik eindelijk een nieuwe harde schijf had aangeschaft. Een met 160 gigabyte opslagruimte, zodat ook ik ruimte had voor Vista. En hoewel er een stemmetje in mijn achterhoofd begon te piepen: ‘Niet doen! Je hebt nog zo veel om voor te leven! Laten we gaan Ping Pongen of zo!’ begon ik met de installatie.

Nadat de PC was herstart met de Vista DVD in de drive kreeg ik voor het eerst een glimp te zien van de Vista desktop. Een regenboogkleurige achtergrond verscheen, en een zandlopertje draaide enthousiast rondjes. Tot het zandlopertje verdween en alleen een muiscursor achterbleef. En verder niets. Geen balkjes, geen mededelingen. Een blanco scherm en af en toe wat activiteit op de harde schijf. Dat laatste is gewoon pure wreedheid. Microsoft leeft kennelijk van pure onversneden Irritatie, die via de internet verbinding naar Seattle wordt gezogen, om daar te destilleren in een nieuwe Spelcomputer Die Het Ook Niet Doet. Het kwaad vermenigvuldigd zichzelf. It’s Alive! It’s Alive. Het kwaad dan. Mijn PC niet. Die bleef me aanstaren met dat blanco scherm, tot ik het niet meer uithield en opnieuw opstartte. Bij Twijfel Reboot, Behalve Als Je Het Niet Zeker Weet. En dit resulteerde in vreemde boodschappen op mijn computerscherm. Mijn PC wilde dingen doen die volgens mij in vijf Europese landen verboden zijn. Een nieuwe reboot, en Goddank verscheen het Blanco Scherm weer. Je weet dat je ver heen bent als je juicht bij het zien van een lege Vista desktop. Deze keer besloot ik meer geduld te hebben. En inderdaad, twee uur later verscheen zowaar een balkje op mijn scherm. Ik veegde het uit mijn oren druppelende bloed van mijn toetsenbord en deed de dingen die Vista mij opdroeg. Licensie Sleutel, Installatie schijf selecteren. Gebruikersovereenkomst accepteren. Maagd offeren. Ziel verkopen aan de duivel. En Herstarten.

Joechei! De installatie was voorbij! Blij! Blij! Blij! Ik nam de kleine hersenbeschadiging graag op de koop toe als ik nu in elk geval eindelijk die Nieuwe Geweldige Vista kon aanschouwen. Gebruikersvriendelijker! Sneller! Mooier! En Zwarter! Want na de eerste herstart bleef het scherm angstvallig zwart. Geen activiteit. Een totaal gebrek aan Vista staarde mij vanachter de CRT beeldbuis aan. Lachend. Dat wist ik op dat moment zeker. In mijn op dat moment uitermate riskante gemoedstoestand besloot ik tot een laatste wanhoopsdaad. Ik Belde Microsoft. De bedenkers van Herstart Windows en Bel Ons Terug. Dan moet je echt alle wil om te leven hebben verloren.

Het was geen kwaadwillende jongen die me te woord stond. Hij nam geduldig de stappen met me door die op zijn scherm stonden (waarschijnlijk een Mac, want hij had alle zo gevonden). Hij bleef zelfs hangen terwijl ik mijn videokaart er uit haalde en tijdelijk verving door mijn oudere videokaart. En tijdens het opnieuw wachten op het Installatiescherm. Hij had zelfs een verklaring voor de lange wachttijd bij het blaco Vista scherm: ‘Vista is aan het onderzoeken welke hardware u heeft’. Kennelijk was Vista een doof, blind mannetje, gevangen in de jungle van Zuid Amerika, die doodsbang in een hoekje van de PC zat te wachten tot de nachtmerrie voorbij was.

Toen de PC inderdaad opnieuw opstartte naar het mij inmiddels bekende Zwarte Scherm Des Doods, kwam de helpdesk medewerker tot een briljante conclusie.

‘Uw PC is te nieuw voor Vista. Hij erkent de harde schijf niet.’
‘Maar hij heeft alles toch naar de harde schijf gekopieerd?’
‘Ja, maar daarna erkent hij hem niet meer.’
‘Hoezo? Wacht hij op een vaderschapstest of zo? Wat bedoel je met niet erkennen.’
‘Dat weet ik ook niet, meneer. Feit is dat u Vista niet kunt gebruiken.’
‘Dus ik heb nu een hele dure onderzetter in mijn DVD drive zitten?’
‘Zo zou u het kunnen zeggen, ja.’

Het was niet eens die mededeling waar ik verbaasd over was, maar de manier waarop de jongen het gesprek afsloot. Ik verzin dit niet.

‘Meneer, het kan zijn dat Microsoft u opbelt om te vragen wat u van mijn hulp vond.’
‘Dat mag.’
‘Ja, maar ik wil u even zeggen dat u een cijfer mag geven van 1 tot 9. En mijn baas is alleen tevreden als we allemaal een 9 krijgen.’
‘Dus je wil dat ik je een 9 geef.’
‘Als dat niet te veel moeite is, ja.’

Het was vooral het volledige gebrek aan schaamte waardoor ik nog minuten lang met open mond achter mijn PC zat. De helpdesk medewerker had na een paar keer ‘hallo’ roepen zelf de verbinding maar verbroken.